‘De JGZ moet overal kunnen zijn waar nodig.’

‘De JGZ moet overal kunnen zijn waar nodig.’

NieuwsJeugd
Image related to to

Het is de hoogste tijd om te investeren in publieke gezondheid, vindt André Rouvoet, voorzitter van GGD GHOR Nederland. Jarenlange bezuinigingen hebben de sector geen goed gedaan. Dat is tijdens de coronacrisis nog eens extra duidelijk geworden. Meer geld, meer goed opgeleide medewerkers; het is voor Rouvoet een belangrijk speerpunt. “Ik zal niet rusten totdat in het regeerakkoord een duidelijke passage opgenomen wordt over de versterking van de publieke gezondheid.”

U bent nu ruim een jaar voorzitter van GGD GHOR Nederland. Wat heeft u het meest verrast?
“Afgelopen jaar is heel erg gekleurd door corona. GGD GHOR Nederland is een vereniging van 25 directeuren. Zowel de directeuren als ikzelf zijn voor 95 procent alleen maar bezig geweest met corona. Ook binnen de GGD’en zag je dat bijna alle aandacht naar corona ging.

De inzet van bestaand personeel, maar ook de instroom van nieuwe medewerkers; allemaal ten behoeve van de pandemiebestrijding. Corona was geen verrassing, maar de intensiteit van wat er gevraagd werd van de GGD-medewerkers, was enorm. De sector is echt in het diepe gegooid en dan zie je waar een sector toe in staat is. Dat vond ik verrassend, of beter: indrukwekkend.”

Het reguliere werk heeft een tijd stilgelegen. Hoe zorgen jullie dat dit weer de aandacht krijgt die het nodig heeft?
‘Er heeft weinig stilgelegen hoor. In begin zijn mensen tijdelijk ingezet bij testen, maar naarmate de landelijke schil werd aangevuld, keerden de meesten weer terug naar hun reguliere werk. Consultatiebureaubezoeken en het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) kun je niet stil laten vallen. Het is wel een discussie geweest. In de teststraten moesten we opschalen, opschalen, opschalen, maar we wilden niet de mensen van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) inschakelen. Zeker niet structureel. Er is wel weinig aandacht geweest voor het werk. En dat is soms ondankbaar. Sinds een paar maanden, nu de hitte van corona er een beetje af is, zie ik het reguliere GGD- en GHOR-werk steeds meer in mijn agenda oppoppen.”

Wat staat, als het gaat om JGZ, het hoogst op uw prioriteitenlijst?
“Versterking van de publieke gezondheid, waaronder prominent de JGZ. Dat hangt samen met wat er in Den Haag aan het gebeuren is. (Waar op het moment van schrijven nog onderhandeld wordt over een nieuw regeerakkoord, red). Een van de lessen die we uit de coronaperiode kunnen trekken, is dat er heel erg geïnvesteerd moet worden in de publieke gezondheid, zowel gezondheidsbescherming als gezondheidsbevordering. Die twee komen in de JGZ bij elkaar. Daar kan niemand meer omheen.”

‘Corona heeft ons geleerd dat er heel erg geïnvesteerd moet worden in de publieke gezondheid’

Versterking van de publieke gezondheid, hoe ziet u dat voor zich?
“We hebben bij de informateur, bij de politiek, een claim neergelegd van 600 miljoen euro structureel, waarvan 300 miljoen voor de JGZ. Dat is niet om maar gewoon heel veel geld te vragen, dat is domweg nodig. Aan de ene kant voor infectieziektebestrijding omdat we door COVID-19 hebben gezien wat daar aan tekorten zit. Aan de andere kant voor de JGZ en voor informatievoorziening. Er moet heel veel gebeuren om goed voorbereid te zijn op een volgende gezondheidscrisis.”

Waar wilt u dat geld precies aan besteden?
“Allereerst aan personeel. Er is een heel groot tekort aan IZB-artsen, maar ook in de JGZ. Daar is echt uitbreiding van jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen nodig. Bij de JGZ denk ik dat we zo’n 25 procent meer personeel nodig hebben. Dat is fors, maar nodig om alle kinderen in heel Nederland dezelfde voorzieningen te kunnen bieden. Dat lukt nu niet. GGD’en krijgen hun geld van gemeenten, die krijgen het geld van het Rijk via het gemeentefonds, maar dat is niet geoormerkt. Dus gemeenten zijn vrij om het geld te besteden waar ze aan willen. En dat is geen verwijt, maar iedereen weet dat gemeenten onder geweldige budgettaire druk staan en dan maken ze niet allemaal dezelfde keuzes op het gebied van jeugdgezondheidszorg. Natuurlijk, overal is het consultatiebureau, overal wordt het Rijksvaccinatieprogramma uitgevoerd, maar er zijn veel meer erkende interventies die van belang zijn voor een gezonde ontwikkeling van kinderen. En nu kan het zomaar zijn dat je die in de ene gemeente wel krijgt en in de andere gemeente niet. En dat is onacceptabel.”

‘Nu krijg je in de ene gemeente wel bepaalde zorg en in de andere niet. Dat is onacceptabel’

Dus, dwingend opleggen?
“Ik denk dat het van belang is om het geld dat bestemd is voor onzer aller gezondheid te labelen, zodat gemeenten niet in de verleiding komen om het geld aan andere zaken te besteden. Op die manier kan het extra geld dat via het gemeentefonds beschikbaar komt, daadwerkelijk besteed worden aan interventies zoals Stevig Ouderschap, M@ZL, VoorZorg. Er wordt al jarenlang fors bezuinigd op de GGD en de JGZ. En ik krijg signalen dat dat tot op de dag van vandaag doorgaat. Natuurlijk kun je altijd kijken naar bijzondere situaties en omstandigheden. In sommige gemeenten zal een bepaald programma of traject extra hard nodig zijn. Ik ben er ook niet op uit om alles overal helemaal gelijk te trekken. In Assen en Rotterdam spelen heel verschillende problemen. Publieke gezondheid is altijd lokaal gekleurd. Maar we kunnen wel meer doen dan wat we nu als basis aanbieden. Zorg dat de interventies waarvan we met elkaar hebben vastgesteld dat ze nodig zijn, bijvoorbeeld op het gebied van obesitas en armoede, in het hele land worden aangeboden. Zorg dat de jeugdarts daarbij een belangrijke rol kan vervullen. En dat begint bij voldoende middelen.”

Maar is het niet belangrijker om eerst te zorgen dat de basis goed op orde is, voordat jeugdartsen nog meer projecten op hun bord krijgen?
“Je kunt die basis op verschillende manieren definiëren. Je kunt zeggen de kern van de JGZ is het consultatiebureau plus het RVP. Dat is zo. Maar we zijn wel een aantal jaren verder en het terrein van de JGZ is een stuk breder geworden. Er is een enorme professionaliseringsslag in de JGZ geweest. De jeugdgezondheidszorg ontwikkelt mee met de bewegingen in de maatschappij. Juist de netwerkfunctie, de contacten die jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen hebben met scholen, huisartsen, audiologische centra, gemeenten, verloskundigen, enzovoorts; dat is de meerwaarde van de JGZ. En dat hoort wat mij betreft bij die basis.”

Hoe zorgt GGD GHOR Nederland ervoor dat ze hier in Den Haag ook van doordrongen zijn?
“We hebben als vereniging van GGD-directeuren ons standpunt al behoorlijk scherp kenbaar gemaakt in Den Haag. Door corona zijn we als sector sterker samen gaan optreden. Ik hoop dat dat blijvend is. Natuurlijk gaan we niet alles centraal organiseren. De GGD’en blijven gemeentelijke diensten. Maar het feit dat we collectief gezegd hebben ‘er moet geïnvesteerd worden’ is een statement van jewelste. Ik ben niet van plan dat los te laten. We blijven tijdens de kabinetsformatie, maar ook daarna, voortdurend bij het ministerie van VWS aankloppen met onze boodschap. Frappez toujours! Ik zal niet rusten totdat in het regeerakkoord een duidelijke passage opgenomen wordt over de versterking van de publieke gezondheid.”

Iedereen snapt het belang van goede JGZ, maar staat de JGZ bovenaan de lijstjes bij het verdelen van de budgetten?
“Nou afgelopen jaren zeker niet. Niemand ontkent het belang, maar de JGZ trekt, door gemeentelijke budgettaire onmacht, toch vaak aan het kortste eind. Ik las een keer een artikel waarin een wethouder schreef over dilemma’s waar zijn gemeente mee te maken had. Hij zei ‘uiteindelijk moet je die weg wel gewoon repareren en dan gaat dat ten koste van bijvoorbeeld jeugd en welzijn’. Toen heb ik gezegd ‘kun je dat ook omdraaien? Zou het niet verstandiger zijn om die investering in jeugd en welzijn sowieso door te zetten. Dan moet die wegreparatie maar even wachten’. Die mentaliteit moet anders.”

‘GGD’en zijn actief bezig om een aantrekkelijke werkgever te zijn’

Bent u zelf, als voormalig minister van Jeugd en Gezin medeverantwoordelijk voor bezuinigingen op de JGZ?
“Nee, de grote bezuinigingen zijn van na mijn tijd. En dat zeg ik niet om flauw te doen. Ik heb als minister het initiatief genomen om in alle gemeenten Centra voor Jeugd en Gezin in te richten met in het hart de JGZ. In die centra, die op veel plaatsen nog steeds actief zijn, wordt de verbinding gelegd met scholen, maar ook met jeugdzorg bijvoorbeeld. Ik heb daar toen een paar honderd miljoen voor vrij gemaakt en dat geld heb ik in een brede doeluitkering gestopt. Dat was dus geoormerkt geld: het ging naar Centra voor Jeugd en Gezin en pas als die gerealiseerd waren, kon het geld naar het gemeentefonds. Ik was minister tot 2010. Daarna kwam de overheveling van jeugdzorg en andere sociale voorzieningen naar gemeenten, zonder dat daar bijpassende budgetten voor waren. Daardoor zijn gemeenten in de knel gekomen. Eigenlijk deed ik als minister al waar ik me nu ook hard voor maak: het oormerken van het geld dat gemeenten krijgen voor de JGZ.”

Als er meer geld komt, wilt u dit voor een groot deel uitgeven aan meer medewerkers. Wat doet GGD GHOR Nederland om het vak aantrekkelijker te maken?
“Dat ligt niet direct bij ons, maar meer bij de GGD’en zelf. Ik weet wel dat de GGD’en er actief mee bezig zijn om een aantrekkelijke werkgever te zijn. Zo wordt er fors geïnvesteerd in continue bijscholing. Zodat artsen zich kunnen blijven ontwikkelen. Als je kijkt naar de afgelopen jaren, heeft er een flinke professionaliseringsslag plaatsgevonden. Werkten er vroeger vooral basisartsen in de JGZ, tegenwoordig zijn het met name jeugdartsen en artsen M+G.”

Er zijn ook artsen met ambities, die teruggefloten worden door hun GGD. Dat werkt frustrerend…
“Dat herken ik wel. Mijn indruk is dat er mooie initiatieven zijn die afketsen op budgettaire tekorten. Een directeur publieke gezondheid heeft dan de ondankbare taak om te zeggen ‘ik zou willen dat ik het kon honoreren, maar dat lukt nu niet’. Mijn ideaalbeeld is een JGZ die in staat wordt gesteld om zijn brede pakket in volle omvang te kunnen waarmaken. Overal te zijn waar nodig is. Het mag niet zo zijn dat een jeugdarts zich gedwongen voelt om zich te beperken tot het RVP en de verplichte contactmomenten.”

Maar daarvoor is dus geld nodig. Denkt u dat het realistisch is die 600 miljoen?
“Ja. Er is geen andere optie. We kunnen het ons niet kunnen permitteren om niet te investeren in publieke gezondheid.”

 

Interview – JA!MAGAZINE – 2021 #53 – AJN Jeugdartsen Nederland