We zijn volop bezig met de ontwikkeling van onze iStrategie. Wij geven hierin onze toekomstvisie op digitale informatievoorziening (IV) en data in de publieke gezondheid en beschrijven de stappen die nodig zijn om daar te komen. Het is een gezamenlijk plan van aanpak van de IV-deskundigen van de 25 GGD’en (vertegenwoordigd in PGIM) en de CIO van GGD GHOR Nederland voor de periode 2023-2026.
De GGD’en en GHOR-organisaties zijn er om de gezondheid van inwoners te bewaken, te beschermen en te bevorderen. De basis daarvoor is de Wet Publieke Gezondheid. Om aantoonbaar aan die belangrijke kerntaken te kunnen voldoen, is digitale informatievoorziening en datagedreven werken een waardevol hulpmiddel voor de GGD’en. Het organiseren van de juiste data op de juiste plek voor professionals en beleidsmakers, versterkt en verrijkt immers het zicht op de publieke gezondheid in Nederland en vergroot onze pandemische paraatheid.
Digitalisering is daarmee een onmisbaar geworden en vormt dan ook steeds meer de ruggengraat van onze organisaties: de GGD-en beschikken over hoogwaardige IV-competenties die de mogelijkheden van data en IT-innovaties weten om te zetten naar waardevolle bijdragen aan de taken in de publieke gezondheid. Wij denken echter dat de (digitale) informatievoorziening nóg beter kan en dat we de ontwikkeling van IV en datagedreven werken meer samen kunnen oppakken en waar mogelijk generiek moeten maken. Waarom? Om efficiënt de volgende drie doelen te kunnen bereiken en bestendigen:
In de iStrategie vertellen we hoe we met IV en data die doelen willen bereiken en welke prioriteiten daarvoor nodig zijn. We hebben onze strategie gebouwd op vier pijlers, te weten:
In deze notitie komen we uit de startblokken. We gaan in dit document uitgebreid in op elk van de vier thema’s van onze iStrategie. We leggen per thema uit wat het behelst, wat het doel is en hoe we aan de slag willen gaan.
We wensen je veel leesplezier en hopen dat de thema’s je inspireren. We staan overigens altijd open voor ideeën en opbouwende feedback. Wil je met ons in contact komen? Mail ons dan via ivconferentie@ggdghor.nl.
Verbinden en versterken staat aan de basis van de iStrategie van de GGD’en en GGD GHOR Nederland en is noodzakelijk om de generieke en regionale IV-portfolio’s op elkaar te kunnen aansluiten. Door te verbinden en versterken is een beweging nodig waarin we onze krachten bundelen zodat we als GGD’en en GGD GHOR NL meer, betere en gebruiksvriendelijke (digitale) dienstverlening kunnen bieden aan burgers en professionals, bijvoorbeeld bij infectieziektebestrijding of in andere domeinen. Samen verzamelen we betere en meer nuttige data, ontwikkelen we meer kennis en meer mogelijkheden die we inzetten voor de verbetering van de publieke gezondheid. Een eenduidige interpretatie en standaardisatie van data, vormen daarbij onze uitdagingen.
Alleen ga je sneller, samen kom je verder
Als we het regionale en het landelijke verbinden, beschikken we over meer collectieve kennis en menskracht. Om daarin flexibel te blijven én te weten wie dat doet, zijn goede gedeelde afspraken een vereiste. Daarbij moeten we een nieuwe manier van netwerksamenwerking creëren waarin verbinden leidt tot versterken. Met evenwichtige onderlinge verhoudingen en duidelijke afspraken over wie wat doet en waar mandaat ligt.
Het innovatieve van de IV-beweging is dat we in gezamenlijkheid de vier thema’s (opgaven) oppakken. Dit vraagt om het loslaten van ons denken en doen in ‘zuilen’. Voor sommige professionals, MT-leden en DPG-en betekent dit dat er een verandering nodig is in hun manier van denken en werken. De neiging om te zeggen ‘wij doen dit zo’ of ‘wij doen dit al’ of ‘wij doen dit anders’, dient omgebogen te worden naar een aanpak waarbij de samenwerking bewust proactief wordt opgezocht.
Door generieke en lokale of regionale IV-portfolio’s te verbinden en te versterken, ontwikkelen we meerdere (nieuwe) gezamenlijke netwerken van samenhangende IV-functies. Die hebben als geheel meer waarde dan de individuele knooppunten. Wat levert dit op?
Om die doelen te bereiken, moeten we ons de volgende vragen stellen:
Uitgangspunten:
De aanloopperiode voor de IV-Beweging en de uitwerking van de iStrategie loopt van het tweede kwartaal van 2022 tot en met het vierde kwartaal van 2023. In de IV-beweging is sprake van drie parallelle (en simultane) bewegingen:
In de aanloopperiode heeft het thema verbinden en versterken twee doelen:
Beide bewegingen lichten we toe, eerst geven we een kanttekening bij C.
C. Huidige samenwerking tussen GGD’en en GGD GHOR Nederland (ínstalled base)
De huidige samenwerkingsstructuur tussen GGD’en en GGD GHOR Nederland en de doorontwikkeling daarvan (hoe samen te werken in de komende periode incl. verdeling van verantwoordelijkheden) heeft bestuurlijke aandacht. Het is evident dat bepaalde verbeteringen noodzakelijk zijn omdat anders het fundament voor vernieuwing en het verder kunnen verbinden en versterken onvoldoende stevig is.
Als opstellers van deze notitie vragen we hiervoor nadrukkelijk de aandacht. We pleiten ervoor om voor bovenstaande punten een concreet actie- en verbeterplan op te stellen en die uit te voeren. Oplossen vergroot namelijk wederzijds begrip, inzicht en transparantie. Ontbreken frustreert de voorgestelde innovaties en doorontwikkeling
B. Digitale gezamenlijke thematische doorontwikkeling naar duurzame IV
Dit betreft de gemeenschappelijke iStrategie zoals de GGD’en en GGD GHOR NL die ontwikkelen om te komen tot een duurzame IV met generieke voorzieningen die flexibel, schaalbaar, duurzaam en snel inzetbaar zijn. De uitwerking hiervan werkt versterkend als die (ook) aansluit bij de digitale strategieën van de regionale GGD’en. We hebben gekozen voor een aantal strategische thema’s die de focusteams momenteel nader uitwerken om te komen tot een collectieve doel- en resultaatbepaling met inzichtelijke uitgangspunten en een roadmap. Deze inhoudelijke uitwerking is het ‘wat’ van de duurzame digitale transformatie.
Verbinden en versterken gaat ook over het bewaken van de onderlinge verbindingen van thema’s, opgaven, projecten en ontwikkelingen waarbij we de gemeenschappelijke uitgangspunten bepalen en vastleggen. In bijvoorbeeld het thema datagestuurd werken, vertaalt dit zich in het gebruiken van standaarden en afspraken. We zien geen autonoom bewegende en georganiseerde onderdelen, maar creëren één beweging die met draagvlak in eenzelfde richting gaat naar de gemeenschappelijk bredere doelen en zo duurzame digitale transformatie tot stand brengt.
A. IV-beweging: transformatie naar nieuwe samenwerken (verbinden en versterken)
De IV-beweging vraagt om nieuwe manieren van samenwerken in netwerken. Binnen de totale IV-beweging is geen sprake van één samenwerkingsvorm maar van meerdere: afhankelijk van het thema creëren we de passende samenwerkingsvorm tussen de betrokken organisaties en stakeholders om de doelstelling te realiseren.
Common Eye, het organisatieadviesbureau dat gespecialiseerd is in samenwerken en dat PGIM in 2020 begeleidde bij het werken in coalitions of the willing, zegt hierover: ‘Bij opgavegericht werken zijn niet de belangen van betrokken partijen het vertrekpunt, maar bepaalt de opgave de samenwerkingstafel. Dit zorgt ervoor dat er een divers netwerk ontstaat van organisaties, ondernemers en burgers die zich met de opgave verbonden voelen. Het gaat er niet om wie vanuit zijn formele rol of verantwoordelijkheid betrokken dient te zijn, maar wie een zinvolle bijdrage kan leveren aan het aanpakken van de opgave. Betrokken partijen zijn bereid te redeneren vanuit de opgave en niet vanuit het eigen belang. Samenwerken wordt zo een collectieve aangelegenheid waarbij binnen een multidisciplinair netwerk aan een vraagstuk wordt gewerkt. Deze multidisciplinaire samenstelling vergroot de kans op originele oplossingen.’
Als werkgroep geven we de volgende adviezen om de IV-beweging ‘in de lucht te krijgen, te laten vliegen en op koers te houden’.
1. Voorwaarden (wat hebben we nodig om te kunnen starten?)
Met deze notitie komen we uit de startblokken. Voor de verdere invulling zijn twee randvoorwaarden cruciaal:
De basisvereisten voor succesvolle samenwerking, draagvlak en commitment zijn: urgentie, gezamenlijke ambitie en doel, juiste mensen (met een ‘klik’) en geld.
In de aanloopperiode ligt het accent op het uitvoeren van de opdrachten 3, 4 en 5 én op het leggen van de relatie met en het begeleiden van de andere themagroepen op het thema verbinden en versterken. Dit vraagt om mandaat, om de juiste expertise en om deskundigheid in het projectteam met voldoende budget en beschikbaarheid van capaciteit en expertise (van regionale GGD’en, GGD GHOR NL en extern).
2. Organisatie (houtskoolschets)
Corona maakte duidelijk dat samenwerking op landelijk niveau cruciaal is om (pandemische) taken voor de publieke gezondheidszorg uit te voeren. GGD’en en GGD GHOR NL spelen samen een centrale rol in de uitvoering en het scheppen van de juiste randvoorwaarden. De IV-beweging kan dit met de juiste organisatorische context consolideren, verduurzamen en door ontwikkelen. Dit verklaart het verband tussen ontwikkelingen zoals de oprichting van de Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding (LFI) en de IV-beweging
Hoe ziet de organisatie van de IV-beweging er op hoofdlijnen uit vanuit het perspectief van verbinden en versterken?
De beweging, de thema’s, de aanpak en de resultaten evolueren als ze aan de juiste tafels worden besproken en we onze partners, waaronder de gemeenten en veiligheidsregio’s, op diverse niveaus betrekken. Voor verbinden en versterken en de andere IV-thema’s is het essentieel om commitment en input te krijgen voor beleidsvorming en -uitvoering.
Informatiemanagers zijn bij uitstek gekwalificeerd en bereid om met en voor beleidsmakers context aan te brengen en medewerking te verlenen aan de verdere inbedding en uitvoering. Het landelijk netwerk PGIM kan, ook in organisatie-overstijgende en landelijke trajecten, de benodigde kennis en kunde leveren of mobiliseren. Aanvullende inzet met betrekking tot informatisering en digitalisering is hierbij noodzakelijk. De komende periode met de verdere uitwerking van de thema’s geeft inzicht in de benodigde omvang.
4. Communicatie
5. Overgang naar het nieuwe samenwerken
De transformatie vraagt van bestuurders en managers digitaal leiderschap vanuit een persoonlijke drive, maar ook om bestuurlijke behendigheid en om kennis en veranderkundig vermogen. Ook zorg- en vakinhoudelijke professionals dagen we uit om hun kennis en kunde gericht in te zetten in multidisciplinaire teams. Motto’s hierbij zijn: durven, leren en doen, goed voorbeeld doet goed volgen, en leren door te doen.
6. Concept plan van aanpak/roadmap 2023-2025
In het derde en vierde kwartaal van 2022 maakt het themateam verbinden en versterken een plan van aanpak met een roadmap voor activiteiten voor verbinden en versterken. Naast het creëren van de juiste ‘culture and capabilities’ heeft dit plan aandacht voor het ontwikkelen van kennis en inzicht bij de betrokkenen (o.a. ten aanzien van i-bewustzijn, digitale weerbaarheid, personeelsbeleid in lijn met de iStrategie en invulling van de GGD Academy). Hieronder schetsen we globaal de eerste roadmap.
WAT | WANNEER | WIE (trekker(s)) |
Beeld ‘installed based’ GGD’en GGD GHOR NL inzake dienstverlening & TBV | Q4 22 | CIO Office |
iStrategie
– Installeren IV-regiegroep (opdrachtgever/stuurgroep) en programmateam iStrategie (overkoepelende afstemming over thema’s heen) – Opdrachtomschrijvingen IV-thema’s 1 t/m 4 – Audit bestaande / interne communicatielijnen en monitoring verbinding regionale en landelijke iStrategie |
Q3 22
Q3 22 Q3 22 |
DPG Raad > IV-Regiegroep
IV-Regiegroep IV-Regiegroep > DPG Raad |
Thema 1. IV-beweging: Verbinden en versterken
– Instellen themateam (incl. opdracht, doelen, resultaat, mandaat, mensen en middelen) – Uitwerken projectplan V&V (incl. PvA/roadmap) – Behoefteninventarisatie DPG-en en managers – Realiseren samenwerk-, communicatie- en kennisdelingsplatform – Communicatiestrategie (incl. planning, kanalen en middelen) – Ontwikkelen en introduceren ‘nieuwe netwerk-samenwerken’ – Strategische overlegstructuur (incl. positionering IV-regiegroep) – Stakeholderanalyses (generiek IV-beweging en themaspecifiek) |
Q3 22
Q4 22 Q3 22 Q3 22
Q4 2022
Q3 22 – Q2 23
Q4 22 – Q1 23
Q4 2022
|
CIO Office/Programmateam i.s.m. themateam V&V (i.o.) TT V&V TT V&V Programmateam i.s.m. TT V&V TT V&V > Programmateam
TT V&V + externe support
TT V&V
TT’s > Programmateam
|
Dit deel van de notitie kwam tot stand dankzij de inbreng van:
Focusgroep: Niels Steeghs (GGD Brabant Zuid-Oost), Carla Sanders (GGD GHOR), Femke Nijhuis (GGD Groningen), Bianca Krabbenborg (GGD Zuid Limburg), Atte Bootsma (GGD GHOR), Maranco Christiaans (GGD Hart voor Brabant)
Klankbordgroep: Saskia Schram (GGD Regio Utrecht), Gert Jan Wiersma (GGD Fryslân), Erika van Zadelhoff (GGD Hollands Noorden), Rieke Gilijamse (GGD Zaanstreek-Waterland), Arend de Jong (GGD Haaglanden), Karin Tang (GGD Amsterdam)
IV-regiegroep: Sebastiaan Baan (GGD West Brabant)
Ook datagestuurd werken vormt een fundament van onze iStrategie. De rol en het belang van data voor de publieke gezondheid neemt immers snel toe. Data worden niet alleen onmisbaar, het gebruik van data biedt kansen en opent nieuwe deuren voor het beschermen, bewaken en bevorderen van de publieke gezondheid. Tegelijkertijd stelt het nieuwe eisen aan de organisatie. Datagestuurd werken betekent: de waarde van beschikbare data optimaal benutten om optimale dienstverlening te leveren, beleid te ontwikkelen en te monitoren, efficiënt te werken en voortdurend te leren.
Met behulp van data kunnen we de juiste beslissingen nemen, op alle niveaus in de organisatie. Vaak in de vorm van hulpmiddelen zoals dashboards en rapportages, analyses en interactieve kaarten, en kunstmatige intelligentie en algoritmes worden gebruikt om te voorspellen. Het gaat er echter om wat we met die hulpmiddelen doen en hoe de publieke gezondheid daarbij gebaat is.
De samenleving is voortdurend in beweging. In die maatschappelijke, inhoudelijke en politieke context worden de GGD’en uitgedaagd om aantoonbaar meerwaarde te leveren. Data zijn nu al de levensader voor epidemiologie en deels voor infectieziektebestrijding (IZB). Ook andere domeinen kunnen of moeten gaan profiteren van data voor het analyseren, adviseren, plannen, besturen en monitoren van de publieke gezondheid.
Zonder data zijn de GGD’en vleugellam. Niet alleen ligt het primaire proces stil omdat er geen analyses kunnen worden gemaakt, afspraken niet gepland kunnen worden en adviezen uitblijven, ook de sturing op dienstverlening, beleid en uitvoering staat op drijfzand. Kortom: datagestuurd werken is een noodzaak.
In datagestuurd werken zien we de ontwikkeling van reactief beheersen op basis van ad hoc rapporten, naar versnellend, efficiënt, voorspellend en vernieuwend. We geven een paar aansprekende voorbeelden en kijken per GGD-vakdomein vooruit naar de belangrijkste kansrijke ontwikkelingen. De randvoorwaarden komen aan bod onder ‘Bouwstenen’.
Voorbeeld: epidemiologie en gezondheidsbevordering
De inmiddels bewezen innovatieve GezondheidsMonitor (GM) werd tussen 2010 en 2012 gezamenlijk aangepakt binnen de epidemiologie door de vraagstellingen samen te bepalen en door de indicatoren samen te bepalen en te definiëren. Dit levert uniforme data op voor de hele PG-sector. Door de samenwerking te continueren in opvolgende monitors werden in de tijd trendanalyses mogelijk.
Indien epidemiologen straks willen werken met data uit bedrijfsprocessen moet worden samengewerkt en moeten indicatoren worden vastgesteld. Denk aan gezondheidsindicatoren bij infectieziekten, of indicatoren Sociaal Domein of JGZ waar ook stakeholders definities bepalen. Vervolgens kunnen onderzoekers onze data meerwaarde geven door ze te combineren met lokale of regionale data en deze combi-data te duiden. Uit die gezamenlijke inspanningen ontstaat de belangrijkste winst: een landelijk referentiecijfer voor elke indicator, de zogenaamde spiegelinformatie.
Spiegelinformatie creëert de kans voor regionale GGD’en om zich te spiegelen aan andere regio’s of het landelijk gemiddelde. Op die manier kunnen ze keuzes maken voor interventies die het meest doeltreffend zijn in hun regio. Deze gegenereerde spiegeldata is uniek, bepaald door de sector PG (plus eventuele stakeholders). In coronatijd bleek hoe gewenst deze landelijke beelden zijn bij de ministeries.
Met vastgestelde indicatoren kan men toekomstscenario’s berekenen door voorspellende modellen in te zetten. Met de SMAP-methodiek toegepast op de GMdata hebben de drie Brabantse GGD’en met succes een wijkbeeld geïnterpoleerd voor wijken waar geen respondenten zijn en dus ook geen data is[1]. Zo draagt elke GGD bij aan een landelijk beeld, ter vergelijking voor het lokale GGD beeld. De afdelingen gezondheidsbevordering gebruiken deze informatie om te kiezen waarop interventies worden ingezet.
In de epidemiologie van de toekomst is met organisatiebrede data uit bedrijfsprocessen vooral veel te leren over onze eigen wettelijke taken en hoe die regionaal bijdragen aan Gezondheid en Leefomgeving. De Digitale Werkplaats (voor DataScience) maakt het straks mogelijk dat onderzoekers samen brede vraagstukken modelleren en voorspellen door gebruik te maken van deze indicatoren.
Kansrijke ontwikkelingen bij gebruik van eigen bedrijfsdata met lokale, regionale of landelijke data hangen voor een groot deel af van de vraag of de onderzoeker kan werken met eenduidige definities van indicatoren. Vanouds gebruiken epidemiologen CBS-standaarden, waar ze bestaan, boven lokale definities en eenheden. Kwantitatieve data of aantallen zijn variabelen die direct inzetbaar zijn bij epidemiologische vraagstellingen, zoals gegevens uit de ambulancezorg. Hier doet GGD Flevoland onderzoek naar plekken waar veel jongeren onder de 18 jaar alcohol gebruiken en naar de SEH worden vervoerd of combineert Ambulancedata met andere data, zie Overmatig middelengebruik Flevoland | Tableau Public.
Kansrijk is ook de intensievere samenwerking tussen Vakgroep OPG en Vakgroep M&G/MMK. De richtlijnen Leefomgeving die MMK hanteert, zijn vaak kwantitatief en al gedefinieerd door het RIVM, waar veel van deze data vandaan komt. Dit maakt een landelijke data-aanpak met die indicatoren en in combinatie met bestaande epidemiologische data kansrijker.
Om het overige goud uit de GGD-data te delven, is een landelijke inspanning noodzakelijk om indicatoren uit bedrijfsprocessen strak te definiëren. Dit kan samen met stakeholders met gebruik van bestaande definities zoals de samenwerking van Epidemiologie en MMK met het IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland) of door meer interregionale/landelijke samenwerking in te zetten. Voor veel domeinen bestaan (nog) geen strak gedefinieerde indicatoren. Dit vereist niet alleen afstemming met de stakeholders van dat domein, maar ook met onderzoekers. Kansrijk is de start binnen Forensische Geneeskunde om data uniform te definiëren en beschikbaar te maken[2].
Een mogelijke nieuwe ontwikkeling: epidemiologen hebben veel ervaring als het gaat om de opzet en validatie van vraagstellingen en hoe vraagstellingen door het publiek worden opgevat. Echter, een goede definitie voor een indicator uit eigen registraties is ook sterk afhankelijk van (het bestaan van) gestructureerde bedrijfsprocessen en gestandaardiseerd werken. Om die reden zet GGD Amsterdam in op Monitoring 3.0, een programma om de monitoringsinspanning te moderniseren en de waarde uit monitoronderzoek te vergroten. Het gaat om werelden bij elkaar brengen: domeinspecialisten, onderzoekers en datascience (GGData).
Niet alle data combineren leidt tot werkbare uitkomsten: pogingen tot het combineren van GM met JGZ-data bracht aan het licht dat de datakwaliteit nog onvoldoende is. Registratie in JGZ-applicatie is nog te verbeteren door definities vast te stellen. Dit onderstreept de noodzaak van het invoeren van een BDS (basisdataset).
Als voor een domein goede indicatoren zijn vastgesteld, is combineren met andere data mogelijk. Door ontwikkelen richting AI wordt door de GGData groep in samenwerking met HCI van GGD GHOR NL opgepakt in de Digitale Werkplaats [onderdeel van HCI].
Belangrijk voor 2023-2025 is:
De infectieziektebestrijding is bij uitstek een sector waarin datagestuurd gewerkt wordt. IZB’ers verwerken informatie over infecties, uitbraken, bronnen, settings en contacten om tot het juiste advies en de juiste behandeling te komen. Vaak gebeurt dat in samenwerking met infectieziekte-artsen en epidemiologen. Een breed palet aan datasets en systemen voorziet regionaal in de behoeftes van de diverse IZB-sectoren (algemene IZB, seksuele gezondheid, reizigerszorg, TBC-bestrijding). Tijdens de COVID-19-pandemie bleek echter dat systemen en processen ontoereikend waren om effectief op zeer grote schaal informatie te verwerken en uit te wisselen. Ook in de reguliere (niet-pandemische) situatie zijn verbeteringen mogelijk op het gebied van bijvoorbeeld informatie-uitwisseling.
Doordat er voor coronatesten en -vaccineren in een gezamenlijk systeem gewerkt wordt, is het mogelijk een landelijk epidemiologisch beeld te creëren van de pandemie en de bestrijding ervan. Dit beeld, en de gegevens per regio, zijn ook weer beschikbaar voor alle GGD’en om zelf beslissingen op te baseren. Denk daarbij ook aan voorspellende tools zoals de Clusterbuster, ontwikkeld door RIVM en GGD Hart voor Brabant. Bovendien is het door gedeelde data mogelijk geworden landelijk diensten aan te bieden zoals het maken van coronabewijzen.
De komende jaren wordt een IZB-landschap ontwikkeld dat de reguliere IZB-processen ondersteunt, maar ook goed werkt als organisaties en processen moeten opschalen in het geval van een nieuwe pandemie of crisis. Dit landschap voorziet in gezamenlijke databronnen waar iedereen aan bijdraagt en uit kan putten. Ook moet dit landschap ervoor zorgen dat de GGD’en en het RIVM over een gedeeld en landelijk epidemiologisch beeld beschikken van alle relevante infectieziekten.
Belangrijke ontwikkelingen de komende tijd zijn:
De tendens van flexibel risicogestuurd toezicht zet door. Tegelijkertijd moeten de planning en rapportage voor bedrijfsvoering eenvoudiger worden. Flexibel risicogestuurd toezicht maakt gebruik van data en andere signalen. De registratie en analyse verschillen per regio, dat kan slimmer en beter. Enerzijds om uit (steeds meer) data tijdig signalen op te pikken, anderzijds voor duiding door onderling vergelijken.
Voor prognose, planning, rapportage en verantwoording van de toezichtactiviteiten (ofwel: bedrijfsvoering) is behoefte aan het eenvoudiger beschikbaar krijgen van data. Dat gaat ook om toegang krijgen tot, en eventueel het koppelen van, externe bronnen zoals DUO, Inspectie van het Onderwijs en de diverse overige Inspecties. Dat is ook belangrijk omdat de financiering afhangt van de verantwoording.
Er zijn momenteel grote onderlinge verschillen in de mate van datagestuurd werken, zowel tussen GGD’en onderling als tussen de verschillende gebieden van toezicht. Soms is dat te verklaren door de kleine schaal maar vaak is ook voor kleinere teams al (veel) winst te behalen met een eenvoudige basis van datagestuurd werken. Voor toezicht op de kinderopvang wordt (intensief) gebruik gemaakt van de Gemeenschappelijke Inspectieruimte (GIR) van DUO.
Belangrijk voor 2023-2025 is:
Netcentrisch werken is bijna een decennium geleden geïntroduceerd als methodiek in de sector publieke veiligheid. Informatie over een risico, incident of calamiteit wordt organisatie-overstijgend samengebracht en gebruikt door de diverse tijdens een crisis betrokken organisaties. Dit gebeurt echter lang nog niet op alle relevante domeinen. Daarnaast vragen nieuwe risico’s en crises telkens weer om nieuwe middelen.
De behoefte aan het creëren en gebruiken van een gedeeld beeld werd nog eens bevestigd tijdens de coronacrisis. In die tijd zijn diverse instrumenten opgezet om bijvoorbeeld de verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen te verbeteren, om testen en vaccineren tegen COVID-19 in de gaten te houden (coronamonitor) en de druk op de zorg in beeld te brengen (monitor niet-acute zorg). Deze instrumenten worden de komende tijd samengebracht in de COVID Ketenmonitor, ontwikkeld in samenwerking met GGD GHOR NL, LCPS en NZA. Data uit diverse bronnen wordt hierin samengebracht om een gedeeld beeld te geven van de zorgcontinuïteit en keteneffecten, en om beleidsbeslissingen op te baseren.
Een belangrijke ontwikkeling is de deelname van GGD GHOR Nederland en de GHOR-bureaus aan KCR2. KCR2 is het Knooppunt Coördinatie Rijk-Regio’s, een samenwerking tussen onder meer diverse ministeries, veiligheidsregio’s, brandweer, politie en GGD GHOR Nederland. Deze samenwerking geeft invulling aan de behoefte om informatie over risico’s vanuit regio’s en het rijk bij elkaar te brengen, te monitoren voordat een crisis escaleert, en te gebruiken voor de coördinatie en besluitvorming. De wens is om over alle relevante risico’s en crises landelijk informatie uit te wisselen, maar deze nieuwe vorm van samenwerken begint klein. De eerste twee risico’s waar nu monitors op worden ontwikkeld, zijn droogte en sociale onrust.
Een actueel voorbeeld van netcentrisch werken waarbij de KCR2 samenwerking al is getest, is het Knooppunt coördinatie informatie Oekraïne. De landelijke partners wisselen in LCMS informatie uit over onder meer beschikbare gemeentelijke opvangplekken. Ook wordt onderzocht of er een prognosemodel gemaakt kan worden om ontwikkelingen te voorspellen.
In de JGZ gaat het om grote aantallen. Bij uitstek een domein dat met datagestuurd werken een impuls krijgt. Dat wordt bemoeilijk doordat de JGZ door veel verschillende organisaties wordt uitgevoerd. Met een versnipperd datalandschap en verschillen in datadefinities en registratie tot gevolg. Het oplossen hiervan blijkt weerbarstig.
Belangrijk voor 2023-2025 is:
Binnen Sociaal Domein wisselt de lokale aanpak per GGD omdat de gemeentelijke vraag sterk verschilt. Desalniettemin bieden de GGD’en veel diensten aan, bij enkele hoort ook een registratie (zie factsheet OGGZ). Voor enkele landelijke registraties zijn rapportages en dashboards opgezet (Medisch Onverzekerden Zorg en Registratie Medische Registratie Niet-Acute Zorg 2021)[3]. Echter, er bestaan grote landelijke verschillen in de uitvoering die deze registraties zelf nog niet robuust maken.
De OGGZ heeft vooral belang bij rapportage richting gemeenten in verband met aantallen, verantwoording en financiering. Regionaal zien we innovatieve ontwikkelingen zoals de Daklozenapp in Gelderland Zuid.
Voor de forensische geneeskunde loopt een pilot voor data-analyses ter uitbreiding op bestaande rapportages. Capaciteitsprognose en -planning bieden mogelijk kansen. Het voordeel hier is dat alle GGD’en dezelfde applicatie (Formatus) gebruiken.
Kansrijke ontwikkelingen voor 2023-2025:
Uitgangspunt:
Datacentrisch werken als uitgangspunt (visie) concretiseren, per vakdomein. De organisaties gereedmaken voor datagestuurde pandemische paraatheid en opschaling.
Wat is er nodig?
Data
Processen (stelt tevens eisen aan de organisatie)
Organisatie, mensen en governance[5]
En verder:
Techniek[6]
Hoe pakken we dat aan?
Door een programma te ontwikkelen gericht op resultaten regionaal en landelijk met daarin de volgende elementen:
In het derde en vierde kwartaal van 2022 maakt het themateam Datagestuurd werken (TT DGW) een programmaplan met een roadmap voor activiteiten. Op basis van het bovenstaande presenteren we hieronder de eerste globale roadmap.
WAT | WANNEER | WIE (trekker(s))8 |
Uitwerking datagestuurd werken, programma (regie), middelen, verbinden met andere thema’s en ontwikkelingen
Uitvoeren, evalueren, leren en bijstellen |
Q4 22
Elk kwartaal |
TT DGW (besluit DPG Raad nodig)
TT DGW |
Data en informatieproducten
o Door GGD’en aangeleverde data toegankelijk maken (met name input vanuit het RIVM) o Datacatalogus o Overzicht en inventarisatie harmonisatiekansen: rapportages, dashboards, … (1x i.p.v. 25x), maturity. o Landelijke registraties, masterdata en datasets beschikbaar maken via platform HCI o Verdieping GGD benchmark op thema’s o Doorontwikkeling JouwGGD en GroeiGids |
Q3/Q4 2022
Q3 2022 Q3/Q4 2022
2022/2023
2023 2023 |
CIO office
TT DGW TT DGW
TT Platform van de toekomst
TT DGW Stuurgroep |
Organisatie, processen, governance en samenwerking
o Landelijke samenwerking opzetten inclusief benodigde capaciteit, governance en randvoorwaarden. o Identificeren opgaven en thema’s waar datagestuurd werken met prioriteit opgepakt kan worden, in COW’s. Standaardisatie en eigenaarschap daar in meenemen. o Vraagstuk JGZ agenderen. o Samenwerkingsafspraken: hoe organiseren we expertise? ((boven)regionaal en landelijk) o Borgen HCI o Datagovernance en datamanagement o Ontwikkelen bewustzijn datagestuurd werken, inspiratie, opleiding, verbeteren registratie en datakwaliteit o Werven en binden analisten, engineers en scientists |
Q3/Q4 2022
Q4 2022
Q3‘22–Q1‘23 Q3/Q4 2022
Q3‘22–Q1‘23 Q3‘22–Q1‘23 2022-2024
2022-2024 |
CIO Office
TT DGW
DPG Raad TT V&V
CIO office TT DGW TT DGW
DPG Raad |
Techniek
o Ontsluiten applicaties aan platform HCI o Beveiliging, toegang, autorisaties (techniek) o Digitale werkplaats o Digitale snelweg, eventueel TTP |
2022-2023 Q3-Q4 22 2023 2023-2024 |
TT DGW TT Platform vd toekomst TT DGW TT Platform vd toekomst |
Wat is hiervoor nodig: de minimaal vereiste investering per GGD is één dag per week om de gezamenlijke beweging van datagestuurd werken op gang te brengen, plus landelijk minimaal twee dagen per week voor de regie. Dat betekent landelijk 5,5 fte. Daarnaast heeft elke GGD de eigen inzet op datagestuurd werken, waarbij GGD’en profiteren van wat gezamenlijk wordt bedacht en uitgewerkt, en wat landelijk wordt gefaciliteerd. Voor diverse GGD’en zal versterking van datagestuurd werken in de regio noodzakelijk zijn. Nader onderzoek en vergelijking kunnen dit concretiseren. GGD Drenthe is een voorbeeld als het gaat om bestuurlijk draagvlak en financiering voor datagestuurd werken.
Voor de hele roadmap is naar verwachting minimaal 10 fte per jaar noodzakelijk als gezamenlijke inspanning op het thema (dus exclusief de andere thema’s). Er is immers nog veel te doen en te bereiken. In het programmaplan wordt dit uitgewerkt.
[1] zie ook Verantwoording: gezondheid per buurt, wijk en gemeente (rivm.nl).
[2] zie voor werkwijze en noodzaak bijvoorbeeld de aanpak Formatus, ZonMW-GGD Amsterdam: Forensische Geneeskunde doorontwikkelen onderzoeksinfrastructuur SA 2021
[3] Voorbeeld landelijke registratie (via CAK) en dashboard: Onverzekerdenzorg MOZ: Titelpagina – Tableau Server (ggdghor.nl) Onderliggende data is beschikbaar in landelijk Databuffet (zie de mediawiki).
[4] Dit is een overzicht. Deze bouwstenen moeten hierna verder uitgewerkt worden, daarbij zijn nog allerlei keuzes te maken. Er is nog alle gelegenheid voor GGD’en om op deze voorstellen te reageren.
[5] Zie ook thema 1. Verbinden en versterken
[6] Zie ook thema 2. Platform van de toekomst
Er zijn talrijke aanleidingen voor GGD’en om bovenregionaal samen te werken, denk aan de uitvoering van de pandemiebestrijding, landelijke campagnes zoals HPV18+ en inzichten in de uitvoering van onze landelijke rol met behulp van monitors en spiegels. Samenwerking vindt ook plaats door voor externe partijen zoals DUO, COA en PGO-aanbieders op te treden als één aanspreekpunt. Voor deze en andere activiteiten vormt een gezamenlijke infrastructuur de basis. Deze basis noemen we het ‘platform’ waarop we als GGD’en onze samenwerking onderling en met landelijke partners kunnen vormgeven.
Daarnaast heeft de COVID-19 pandemie laten zien dat de ICT-infrastructuur voor infectieziektebestrijding niet voldoet aan de vereisten die nodig zijn voor een grote, langdurige inzet met veel betrokken partijen en veranderlijke vereisten voor de uitvoering.
Het Verwey-Jonker Instituut concludeerde[1] dat een landelijke, flexibele, informatiegedreven IV-voorziening onmisbaar is voor een effectieve aanpak van (gezondheids)crises. In de praktijk steunde de aanpak op een infrastructuur die geënt was op toepassing voor kleinschalige uitvoering. “Waar testen in het reguliere proces van infectieziektebestrijding [bijvoorbeeld] veelal onderdeel was van het bron- en contactonderzoek en daarmee een kleinschalige taak veelal belegd in afspraken met lokale laboratoria, ontstond er de behoefte aan zeer veel grootschaliger vormen van testen.”
Het platform van de toekomst heeft daarmee een brede aanleiding waarbij de aanpak voor de infectieziektebestrijding het startpunt is.
De ontwikkelingen in de infectieziektebestrijding vragen om een aanpak waarin de GGD’en en GGD GHOR NL landelijk en regionaal samenwerken om taken in de bestrijding en monitoring uit te voeren.
Adequaat kunnen reageren, vraagt om gezamenlijke voorzieningen met de volgende kenmerken:
Pandemische paraatheid (het vermogen om snel én effectief ondersteuning te kunnen bieden aan een grootschalige campagne) stelt daarmee de volgende (extra) generieke eisen aan de digitale ondersteuning ervan:
We realiseren ons dat de verschillende domeinen (waarin het platform van de toekomst een verbetering kan bieden) verschillende prioriteiten hebben bij de invoering ervan. In de uitwerking van (de ontwikkeling van) het platform wordt met een roadmap rekening gehouden met dat gegeven.
Om de landelijke regie op de infectieziektebestrijding ten tijde van een pandemie te versterken, zijn de volgende verbeterinitiatieven gestart:
De landelijke functionaliteit infectieziekten (LFI)[2] is opgericht om Nederland met de GGD’en en ketenpartners effectiever voor te bereiden op een toekomstige pandemie. Het uitgangspunt daarbij is dat één centrale landelijke regiefunctie de feitelijke aanpak doet en zorgt voor een snellere start en slagvaardige inzet. De LFI richt zich daarbij op twee fasen:
Om doelmatig te zijn in het geval van een (nieuwe) pandemie is een ‘versterkte infectieziektebestrijding’ bij de GGD’en nodig. Randvoorwaardelijk daarvoor is een robuuste informatievoorziening en ICT-infrastructuur. Daarbij gaat het LFI uit van IV- en datavoorzieningen die gebruikt, beheerd en ontwikkeld worden in de koude fase (voor de reguliere infectieziektebestrijding) en die opgeschaald en aangepast kunnen worden voor de inzet bij een pandemie.
Eind 2022 start de LFI met haar voorbereidende rol op een toekomstige pandemie. De dan geformuleerde crisisplannen leiden tot functionele requirements voor het platform dat door de GGD’en gerealiseerd wordt. In de aanloop daarnaartoe heeft de LFI de noodzaak al bestempeld voor schaalbaarheid, aanpasbaarheid en veiligheid als randvoorwaardelijk voor een effectieve inzet.[3]
Het high level design (HLD) is een conceptuele uitwerking van de ketenarchitectuur om pandemisch paraat te kunnen zijn met ketenuitvoerders RIVM, de GGD’en en de GGD GHOR NL. Waar de inzet van het LFI zich onder meer concentreert op processen, organisatie en de vereisten die dat oplevert voor de ICT-infrastructuur, is het HLD een vertaling van die vereisten naar plannen voor een ketenbrede inzet van digitale ondersteuning.
Het HLD kent de volgende randvoorwaarden voor de inrichting van het IV- en datalandschap:
Een gedeeld platform voor digitale ondersteuning is een antwoord op de uitdagingen die gesteld zijn: een informatievoorziening voor de reguliere infectieziektebestrijding die geschikt is voor opgeschaald gebruik. De diensten worden daarbij modulair opgebouwd met gegevens (data) als het fundament voor de inrichting. Het platform gaat het uit van de conceptuele architectuur, uitgangspunten en ontwerpkaders die gesteld zijn in het HLD.
Het platform biedt een oplossing voor terugkerende (gezamenlijke) uitdagingen (voor verschillende klantprocessen). Ter illustratie noemen we de inzet van The Identity Hub (TIH) voor Identity & Access Management. De voorziening is een modulaire die gedeeld wordt voor toepassing in de digitale ondersteuning voor meerdere processen. Het is een generiek, schaalbaar bouwblok dat de uitgangspunten en opzet van het platform van de toekomst al omarmt.
Wat betekent ‘platform van de toekomst’?
Onder het begrip platform verstaan we het fundament[5] onder de gezamenlijke IV-diensten voor de publieke gezondheidszorg door de GGD’en en GHOR-bureaus, het heeft koppelvlakken naar regionale platforms, applicaties en gebruikers. Het platform bevat alle generieke, technische voorzieningen die als nutsvoorzieningen steeds opnieuw nodig zijn voor gezamenlijke en specifieke applicaties en datasets binnen de domeinen van de PG.
Het platform van de toekomst biedt buiten de (landelijke) voorzieningen voor de infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid, een basis(data)voorziening die stoelt op de zekerheid van schaalbaarheid, wendbaarheid, veiligheid (privacy en security) en compliancy voor:
Het generieke karakter van de voorzieningen in het platform maakt het denkbaar dat het op den duur ook toegepast kan worden voor de digitale ondersteuning op andere gebieden binnen de reguliere gezondheidszorg die door de GGD’en worden voorzien.
De gezamenlijke (basis)voorzieningen die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld door de GGD’en met GGD GHOR NL vormen het startpunt van de roadmap die gebruikt wordt voor de realisatie van het platform.
Om in korte tijd digitale ondersteuning te kunnen inzetten bij een pandemie kan de voorziening voor de warme fase niet bestaan zonder een inrichting in de koude fase. Aanjager voor de inrichting is pandemische paraatheid waarbij de andere IZB-dienstverlening gebruik kan maken van de structurele verbeteringen die dat met zich meebrengt.
Om te kunnen starten met de realisatie zijn de volgende randvoorwaarden zijn van toepassing (na het opstellen van een transitieplan voor het platform van de toekomst):
Het doel van het werken met architectuurprincipes is dat de informatievoorziening optimaal functioneert en dat de onderdelen binnen de informatievoorziening een logische opbouw hebben en in samenhang samenwerken. Het werken onder architectuur zorgt ervoor dat veranderingen in de informatievoorziening gestructureerd kunnen worden uitgevoerd met de beschreven visie voor ogen.
Kaders die voor de uitwerking van het platform van de toekomst worden gehanteerd, zijn de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA) en de Publieke Gezondheid Referentie architectuur (PURA). PURA biedt een gedeelde basis om samen aan een vraaggerichte informatievoorziening te bouwen binnen de publieke gezondheid. PURA heeft primair de GGD’en en GHOR-organisaties in het vizier, maar houdt rekening met de relaties en samenhang met andere organisaties in de publieke gezondheid.
Voor de ontwikkeling van het platform hanteert het platform van de toekomst daarnaast twee fundamentele ontwerpprincipes die geformuleerd zijn in het HLD:
Datasets zijn daarnaast consistent beschreven en richten gezamenlijk de data-governance erop in. Daarvoor moet standaardisatie het uitgangspunt zijn bij de registratie (in plaats van standaardiseren op de koppelvlakken). Eveneens is het gebruik van (data)standaarden als OpenEHR en FHIR voor de medische datasets noodzakelijk.
Datacentrisch werken stelt de gegevens in logische zin centraal maar impliceert niet dat de data ook fysiek op één plek dienen te worden opgeslagen. Voor de implementatie van verschillende datasets zijn er verschillende oplossingen zoals eigen registratie, real-time inzage in gegevens (datavirtualisatie) en uitwisseling met behulp van berichtenverkeer.
Waar de huidige voorzieningen voor de infectieziektebestrijding veelal (verkokerde, horizontale) end-to-end SaaS-oplossingen zijn, maken we voor het platform van de toekomst zoveel mogelijk gebruik van verticale (kleinere, generieke) functionaliteiten die ingezet kunnen worden voor verschillende infectieziekten. Daarmee vergroten we enerzijds de beheersbaarheid van het IV-landschap. Het verkleint immers de wildgroei aan oplossingen voor soortgelijke uitdagingen van de verschillende infectieziekten.
Daarnaast zorgt het ook voor meer wendbaarheid in de keuze van leveranciers. De uittredingsdrempel is immers groter bij de vervanging van een verzameling functionaliteiten (van één leverancier), zoals de huidige inrichting bepaalde IZB-processen waaronder HPV18+, iTBC, MPeX en CoronIT. Dat heeft immers een grotere impact en risico dan wanneer voorzieningen worden vervangen die een kleinere functionaliteit binnen een proces bedienen (zoals bij een modulaire opbouw het geval is).
Bij de realisatie van de bouwstenen kijken we nadrukkelijk naar standaarden en oplossingen die binnen de sector al aanwezig zijn.
De generieke bouwstenen binnen het platform zijn:
Het landschap van de GGD’en bevat nog een aantal gezamenlijke applicaties die nog niet voldoen aan de gewenste architectuur (de zgn. legacy applicaties)[6]. Om deze toepassingen toch veilig aan te kunnen bieden worden er tijdelijk extra voorzieningen gecreëerd:
De inzet van het themateam ‘platform van de toekomst’ moet uiteindelijk leiden tot een transitieplan om de inrichting van het platform (gefaseerd[7]) op basis van prioriteit (gesteld door de GGD’en) in te voeren. De doelstelling van het team is: ervoor zorgen dat we met de GGD’en, met ketenpartners en leveranciers een platform kunnen implementeren dat de uitdagingen (waaronder pandemische paraatheid) op het gebied van infectieziektebestrijding effectief, efficiënt en klantvriendelijk kan oplossen.
Het uitgangspunt van het team is te komen tot een transitieplan. De insteek is om gefaseerd te werk te gaan, gebruikmakend van tollgates. Die tollgates zijn enerzijds een formeel moment om vast te stellen dat aan de vereisten van de stakeholders wordt voldaan. Anderzijds wordt bij de tollgates de check gedaan of we voldoen aan alle noodzakelijke randvoorwaarden om door te gaan naar de volgende fase (waaronder funding, overeenstemming, etc.).
De taak van het team zit erop als de feitelijke transitie naar het doelplatform kan starten. Daarvoor moet aan juridische en budgettaire randvoorwaarden zijn voldaan. En moet de oplossing voor de GGD’en en de stakeholders herkenbaar en werkbaar zijn. Tenslotte moet ook worden voldaan aan de noodzakelijke organisatorische wijzigingen die nodig zijn bij de ketenpartners en GGD’en (op basis van een business-roadmap).
De volgende activiteiten worden door het team gestart, gecoördineerd en waar nodig bijgestuurd (vervolg). De processtappen die met elkaar leiden tot een transitieplan voor implementatie worden afgesloten met tollgates waarmee kwaliteit, effectiviteit en herkenbaarheid van de wijziging geborgd wordt.
De logische uitwerking van bouwblokken in IT-concepten en principes in een enterprise architectuur en een domeinarchitectuur.
Tollgate: akkoord op de doelarchitectuur en goedkeuring voor verdere uitwerking.
De bepaling van impact en benodigde functionaliteiten om te kunnen voldoen aan de doelarchitectuur.
De implementatie van het platform zal ook gefaseerd verlopen. Daarbij onderscheiden we de volgende stappen:
[1] Rapport Verwey-Jonker Instituut: Versterking van de publieke gezondheid. Advies over het belang van een sterke publieke gezondheid en gezondheidsbevordering. https://www.verwey-jonker.nl/wp-content/uploads/2021/06/321080_Versterking_van_de_publieke_gezondheid_WEB.pdf
[2] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/06/03/kabinet-richt-nieuwe-crisisorganisatie-op-voor-bestrijding-toekomstige-pandemieen
[3] Kabinet richt nieuwe crisisorganisatie op voor bestrijding toekomstige pandemieën | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl
[4] Toekomstgerichte informatievoorziening voor infectieziektebestrijding. v. 1.0 INTERNE VERSIE aan CIO’s RIVM en GGD GHOR NL INTERN aan CIO’S RIVM en GGD GHOR NL v. 1.0 dd. 14 juni 2022.
[5] Dit fundament wordt in de praktijk ook ‘digitale snelweg’, ‘motorblok’ of ‘digitaal fundament’ genoemd.
[6] De inventarisatie hiervan volgt na uitwerking van de doelarchitectuur in een GAP-analyse. Daarbij wordt gekeken naar de basisvoorziening, legacy-applicaties en de delta tussen de huidige voorzieningen (IST) en de beoogde inrichting (SOL). Bij de bespreking van de aanpak van het team worden beide fasen verder toegelicht.
[7] Bij de uitwerking van de vervolgstappen (zie hierna) worden fasen aangeduid. Bij de uitwerking van de GAP-analyse wordt ook een technische roadmap opgesteld waarin wordt aangegeven in welke fasering de realisatie van het platform zelf vorm krijgt. In het transitieplan wordt daarnaast per voorziening binnen IZB, pandemische paraatheid en indien opportuun bij andere domeinen van de GGD’en gekeken welke fasering daarvoor mogelijk is.
Het thema innovatieatelier voor de publieke gezondheid (PG) is een thema dat sterk verbonden is met de andere drie thema’s. Samenwerken en governance (thema 1), dataplatform en standaarden (thema 2) en flexibel en schaalbaar platform (thema 3), ondersteunen innovatie en vice versa.
Innovatie kan zowel katalysator en activator zijn of soms zelfs een randvoorwaarde. Innovatie richt zich op vernieuwing en verbetering, is soms klein met grote impact of is soms groot maar met impact op een kleine groep of domein.
We hanteren een brede definitie van innovatie, te weten: de verbetering of vernieuwing van de publieke gezondheid-processen (bijvoorbeeld infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg), PG-dienstverlening, PG-producten, PG-informatiesystemen[1], als ook overleggen en samenwerkingsvormen die geënt zijn op de verbetering en het efficiënter maken van de PG-dienstverlening en processen. Met als algemeen doel: bijdragen aan de publieke gezondheid waarbij de burger en professional centraal staan en die toegankelijk is voor iedereen.
Niet alleen technologische ontwikkelingen zijn innovaties, ook de verbetering in processen en samenwerkingen tussen (zorg)partners en het ontwikkelen en toepassen van nieuw methodieken kunnen worden gezien als innovaties in de PG. Zo werken de GGD’en op meer GGD-domeinen met elkaar en met partners samen – regionaal of landelijk – over overheidsdomeinen heen. Op die manier doen het fysiek – en sociaal domein steeds meer samen, denk aan een gezamenlijke aanpak voor overgewicht bij kinderen (scholen, winkeliers, sportverenigingen, stadsplanning, en GGD’en). Dit staat nog wel in de kinderschoenen. Ook weten GGD’en vaak niet van elkaar welke innovaties zij toepassen in de dagelijkse praktijk.
Innovaties zoals het blijvend optimaliseren van werkprocessen (slimmer organiseren, meer digitale dienstverlening) zijn nog lang geen natuurlijk gegeven voor veel GGD’en. Door het digitaliseren van processen leggen we eenduidig en gestructureerd data vast. Data die een bron zijn voor analyse en datagedreven werken (met uiteraard altijd oog voor privacy).
De cliënt of patiënt staat uiteraard altijd centraal bij het verlenen van (acute) zorg of begeleiding. Voor het ontwerpen van een effectief, gedigitaliseerd werkproces kan bijvoorbeeld een werkwijze of analysemiddel zoals klantreizen veel vaker en meer ingezet worden. Bij klantreizen wordt de betreffende GGD-dienstverlening door de ogen van de klant gezien aan de hand van de zogenaamde user stories (persona’s).
De laatste jaren is er al veel geschreven over informatiegestuurd werken, datagestuurd werken, big data etc. Het voornemen voor een basisregistratie PG opent meer mogelijkheden voor patroonherkenning en onderzoek als het gaat om gezondheid binnen bepaalde doelgroepen en de factoren die van invloed zijn. Ook kan beter worden gekeken naar interventies: welk effect hebben bepaalde regionale of landelijke (GGD) programma’s op houding en gedrag etc.?
Probleem hierbij is dat veel PG-data nog opgesloten zitten in systemen of silo’s in de diverse ketens en domeinen. De grote uitdaging is het delen van data inclusief de daaraan verbonden ethische – en privacyvraagstukken. Het is belangrijk innovaties te omarmen die het delen van data bevorderen en laten zien dat duurzaam meerwaarde gecreëerd kan worden voor de PG. ‘Innovatie door samenwerken’ in ketens en in domeinen (vooral over domeinen) zal zeker een katalysator kunnen zijn voor ‘innovatie door data’ als het gaat om het delen van data.
Onderlegger voor ‘innovatie door data’ is de mate waarin de informatievoorziening is geregeld. Of anders gezegd: de mate van aanwezigheid van standaarden voor het vastleggen van de PG-gegevens. Hierdoor is het mogelijk om de interoperabiliteit, de communicatie tussen informatiesystemen, te verbeteren en sneller aan te sluiten bij actuele behoeften vanuit de interne en de externe omgeving. Daarom is ons uitgangspunt dat gegevens die binnen het domein van de PG worden vastgelegd, generiek en eenduidig moeten zijn.
De standaarden hiervoor worden vooral binnen thema 2 ‘Impact door datagestuurd werken’ uitgewerkt. Standaarden voor data vinden we in ‘voor toepassing beschikbare standaarden’ zoals Zorg Informatie Bouwstenen (ZIB) en Detailed Clinical Models (DCM)[2].
Daarbij kunnen we nog een stap verder gaan door niet alleen standaarden te formuleren voor het vastleggen van gegevens, maar ook voor de processen waarmee de data worden verzameld en vastgelegd. Met dergelijke standaarden kun je tevens generieke en specifieke modules ontwerpen die de basis kunnen zijn voor uit te zetten aanbestedingen en het bouwen van informatiesystemen.
De uitkomst van het toepassen van standaarden is dat de uitwisseling van gegevens niet alleen sterk verbetert maar de beschikbaarheid van data ook beter toegankelijk is. Hierdoor kunnen actuele, realtime dashboards en rapportages beschikbaar worden gesteld. Naast het creëren van dergelijke (stuur)informatie kan analyse van deze data meerwaarde creëren voor verschillende vraagstukken. Bijvoorbeeld om de inzet van personeel te flexibiliseren op basis van cliëntsegmentatie, risicoprofilering, vroegsignalering en/of beslissingsondersteuning via AI. Maar ook voor interne processen zoals (capaciteits)planning. Daarnaast kun je denken aan verbindingen via real time koppeling (API) met andere applicaties en producten die data genereren, of verrijking met andere data sets uit het publieke of sociale domein.
Een andere vorm van standaardisering die nog in ontwikkeling is, is de inzet van (en transitie naar) semantische technologie in de PG. Semantische technologie richt zich op het vastleggen van de betekenis van gegevens ongeacht hun format, en kennis over gegevens en hun onderlinge samenhang (bijvoorbeeld tussen meerdere standaarden), op een manier die voor mens en machine begrijpelijk is. Dit draagt bij aan de kwaliteit, interoperabiliteit en integratie van data, en bredere inzetbaarheid van kunstmatige intelligentie.
Technologische ontwikkelingen zijn onmiskenbaar de motor achter innovatie. Bekend zijn de technologische innovaties van eHealth-toepassingen die ons werk vergemakkelijken of ingrijpend kunnen veranderen: van gezondheidsapps tot thuismonitorapps, van online afspraken maken tot online consulten (beeldbellen, chatten), van robotisering tot blockchain. Er zijn vele gezondheidsapps die claimen je te kunnen helpen bij mentale problemen of met afvallen en die zelf monitoren (harstslag, bloedruk). De GGD-appstore is al enige jaren actief en beoordeelt veel gezondheidsapps op hun gezondheidsclaims. Verder neemt thuismonitoring toe (zeker bij de care en cure), denk aan het op afstand uitlezen van bloeddrukgegevens en zelfmonitoring door bijvoorbeeld ‘wearables’. Het voert hier te ver om alle technologische ontwikkelingen te noemen maar technologie is altijd een sterke stimulans én motor voor innovatie.
Noodzaak: innovatie draagt bij aan de resultaten van de GGD’en
Waarom is innovatie een noodzakelijke beweging voor de GGD’en en GGD GHOR NL om hun maatschappelijke taak verantwoord te kunnen blijven uitvoeren? We schetsen eerst een aantal ontwikkelingen, dat samen de omgeving kenmerken waarin de GGD’en momenteel werkzaam zijn.
Of we nu gedwongen worden door demografische ontwikkelingen, door een crisis, door burgers die meer digitale dienstverlening verwachten, we zelf constateren dat bepaalde processen anders moeten of dat we onze focus meer verleggen richting preventie… feit is:
Innovatie doen we al en moeten we blijven doen, maar vooral vaker en meer samen, bewuster en gerichter.
Immers, gezondheid en een gezonde leefstijl kennen vele aspecten die integrale samenwerking nodig hebben. Deze samenwerking zal alleen maar toenemen (van care en cure naar preventie). Die veranderingen worden gesteund door innovatie en hebben vaak een digitaliseringscomponent.
Dit vergt een soepele samenwerking binnen ketens en over domeinen heen, en zeker ook een flexibele en schaalbare informatievoorziening en ICT zowel bij GGD GHOR NL als bij de GGD’en zelf. Soms moet ook proefondervindelijk worden uitgevonden wat werkt.
Kortom, innovatie is en blijft nodig. Het levert een bijdrage aan:
Gedragsverandering is daarvoor erg belangrijk. Vragen hierbij zijn: welke digitale hulpmiddelen kunnen we hiervoor inzetten? Welke methoden werken? Wat kunnen we leren van social media (denk aan nudging), etc. Digitalisering biedt juist kans om gedragsverandering af te stemmen op het individu en de context.
Voor bloeiende innovatie, zijn een aantal randvoorwaarden vereist:
Net als bij vele innovaties geldt: klein starten maar vooral gewoon beginnen. Dit houdt nu in: een werkomgeving creëren voor innovatie binnen de PG. In het najaar van 2022 zal onderstaande verder uitgewerkt worden door het themateam (doorlooptijd maximaal drie maanden).
Het (nog verder samen te stellen) themateam Innovatieatelier zal:
Dit deel van de notitie kwam tot stand dankzij de inbreng van:
Leden Focusgroep: Lejo Bouma (GGD Drenthe), Karin Tang (GGD Amsterdam)
Leden Klankbordgroep: Bianca Krabbenborg (GGD Zuid-Limburg), Petra van Tiggelen (GGD Amsterdam), Laura Steenbrink (GGD GHOR), Erwin Tak (Gemeente Den Haag), Frank Müller (GGD GHOR), Arend de Jong (Gemeente Den Haag/GGD Haaglanden), Maranco Christiaans (GGD Hart voor Brabant)
IV-regiegroep: Hans Kox (DPG GGD Drenthe)
[1] Informatiesysteem is het geheel van mensen (rollen), processen en software.
[2] Bron Wikipedia: Het doel van DCM is het geven van nauwkeurige, semantisch consistente gegevens en terminologiespecificaties en procesregels die vergelijkbaar zijn en gedeeld kunnen worden tussen meerdere zorgaanbieders, gezondheidszorginstellingen en op standaarden gebaseerde Healthcare Informatie Technologie (HIT)[1]. Deze kunnen vervolgens worden gebruikt voor de eenmalige vastlegging in elektronische dossiers (zoals het EPD en een persoonlijk gezondheidsdossiers, PGD), in elektronische uitwisseling van gegevens, en op een eenduidige manier kunnen worden aangewend voor secundair gebruik ten behoeve van kwaliteitszorg, statistiek en facturering, en voor gebruik in beslissingsondersteunende systemen.