Woord vooraf concept iStrategie

We zijn volop bezig met de ontwikkeling van onze iStrategie. Wij geven hierin onze toekomstvisie op digitale informatievoorziening (IV) en data in de publieke gezondheid en beschrijven de stappen die nodig zijn om daar te komen. Het is een gezamenlijk plan van aanpak van de IV-deskundigen van de 25 GGD’en (vertegenwoordigd in PGIM) en de CIO van GGD GHOR Nederland voor de periode 2023-2026.

De GGD’en en GHOR-organisaties zijn er om de gezondheid van inwoners te bewaken, te beschermen en te bevorderen. De basis daarvoor is de Wet Publieke Gezondheid. Om aantoonbaar aan die belangrijke kerntaken te kunnen voldoen, is digitale informatievoorziening en datagedreven werken een waardevol hulpmiddel voor de GGD’en. Het organiseren van de juiste data op de juiste plek voor professionals en beleidsmakers, versterkt en verrijkt immers het zicht op de publieke gezondheid in Nederland en vergroot onze pandemische paraatheid.

Digitalisering is daarmee een onmisbaar geworden en vormt dan ook steeds meer de ruggengraat van onze organisaties: de GGD-en beschikken over hoogwaardige IV-competenties die de mogelijkheden van data en IT-innovaties weten om te zetten naar waardevolle bijdragen aan de taken in de publieke gezondheid. Wij denken echter dat de (digitale) informatievoorziening nóg beter kan en dat we de ontwikkeling van IV en datagedreven werken meer samen kunnen oppakken en waar mogelijk generiek moeten maken. Waarom? Om efficiënt de volgende drie doelen te kunnen bereiken en bestendigen:

  1. De GGD als betrouwbare partner
  2. Burger en professionals worden er beter van
  3. Onze dienstverlening is (op)schaalbaar en wendbaar

In de iStrategie vertellen we hoe we met IV en data die doelen willen bereiken en welke prioriteiten daarvoor nodig zijn. We hebben onze strategie gebouwd op vier pijlers, te weten:

  1. De IV-beweging: verbinden en versterken
  2. Impact door datagestuurd werken
  3. Platform van de toekomst
  4. Het innovatieatelier voor de publieke gezondheid

In deze notitie komen we uit de startblokken. We gaan in dit document uitgebreid in op elk van de vier thema’s van onze iStrategie. We leggen per thema uit wat het behelst, wat het doel is en hoe we aan de slag willen gaan.

We wensen je veel leesplezier en hopen dat de thema’s je inspireren. We staan overigens altijd open voor ideeën en opbouwende feedback. Wil je met ons in contact komen? Mail ons dan via ivconferentie@ggdghor.nl.

iStrategie thema 1 – De IV-beweging: verbinden en versterken

Waarom verbinden en versterken?

Verbinden en versterken staat aan de basis van de iStrategie van de GGD’en en GGD GHOR Nederland en is noodzakelijk om de generieke en regionale IV-portfolio’s op elkaar te kunnen aansluiten. Door te verbinden en versterken is een beweging nodig waarin we onze krachten bundelen zodat we als GGD’en en GGD GHOR NL meer, betere en gebruiksvriendelijke (digitale) dienstverlening kunnen bieden aan burgers en professionals, bijvoorbeeld bij infectieziektebestrijding of in andere domeinen. Samen verzamelen we betere en meer nuttige data, ontwikkelen we meer kennis en meer mogelijkheden die we inzetten voor de verbetering van de publieke gezondheid. Een eenduidige interpretatie en standaardisatie van data, vormen daarbij onze uitdagingen.

Alleen ga je sneller, samen kom je verder
Als we het regionale en het landelijke verbinden, beschikken we over meer collectieve kennis en menskracht. Om daarin flexibel te blijven én te weten wie dat doet, zijn goede gedeelde afspraken een vereiste. Daarbij moeten we een nieuwe manier van netwerksamenwerking creëren waarin verbinden leidt tot versterken. Met even­wichtige onderlinge verhoudingen en duidelijke afspraken over wie wat doet en waar mandaat ligt.

Het innovatieve van de IV-beweging is dat we in gezamenlijkheid de vier thema’s (opgaven) oppakken. Dit vraagt om het loslaten van ons denken en doen in ‘zuilen’. Voor sommige professionals, MT-leden en DPG-en betekent dit dat er een verandering nodig is in hun manier van denken en werken. De neiging om te zeggen ‘wij doen dit zo’ of ‘wij doen dit al’ of ‘wij doen dit anders’, dient omgebogen te worden naar een aanpak waarbij de samenwerking bewust proactief wordt opgezocht.

Doel en bijdrage aan het bedrijfsresultaat

Door generieke en lokale of regionale IV-portfolio’s te verbinden en te versterken, ontwikkelen we meerdere (nieuwe) gezamenlijke netwerken van samenhangen­de IV-functies. Die hebben als geheel meer waarde dan de individuele knooppunten. Wat levert dit op?

  • We leveren een effectievere bijdrage aan de veiligheid en publieke gezondheid in Nederland.
  • We maken beter gebruik van elkaars inzichten en ervaringen.
  • We organiseren zaken efficiënter op basis van onze ervaringen en de ‘lessons learned’.
  • We realiseren meer met hetzelfde budget door oplossingen waar mogelijk maar één keer te realiseren, door te ontwikkelen en in te kopen.
  • We groeien in ons vermogen om als collectief adequaat, snel en flexibel te reageren als de omgeving dat van ons vraagt.
  • We kunnen samen doorgroeien in de ontwikkeling van ‘paraatheid naar preventie’.

Wat is daarvoor nodig?

Om die doelen te bereiken, moeten we ons de volgende vragen stellen:

  • Welke bewegingen moeten de verschillende GGD’en en GGD GHOR NL maken in de eigen organisatie om onze gemeenschappelijke iStrategie 2023-2025 te omarmen en te implementeren in relatie tot de eigen iStrategie of digitale strategie?
  • Hoe verbinden we de regionale context en de landelijke context? Met andere woorden: hoe gaan we aan de slag met de verbindende transformatie van de lokale, regionale én landelijke organisatie (A) en hoe bedden we de gemeenschappelijke IV-ontwikkelingen in binnen de regionale context en andersom (B)?
  • Hoe werken we bij B en A samen aan het uitdragen en realiseren van de gezamenlijke iStrategie in het netwerk van onze ketenpartners, denk aan het Informatieberaad, NCJ, RIVM, overheden en bestuursorganen?

Uitgangspunten: 

  • We kiezen in eerste instantie voor een overzichtelijk aantal thema’s waarbij verbinding en versterking leiden tot meer aantoonbare meerwaarde en snellere resultaten. Deze IV-thema’s sluiten aan op de lokale en regionale agenda’s zoals datageoriënteerde publieke gezondheid of pandemische paraatheid. De ervaring die we opdoen, nemen we mee voor latere thema’s.
  • We hebben in de samenwerking aandacht voor de onafhankelijkheid van lokale en regionale initiatieven en bekijken hoe een landelijke samenwerking die kunnen versterken of aanvullen.
  • Voor betrokken partijen is duidelijk waarom we dit willen, waarom we het samen beter of beter samen kunnen doen én ze weten ‘what’s in it for me and us’.

Aanloopperiode: doel en resultaat

De aanloopperiode voor de IV-Beweging en de uitwerking van de iStrategie loopt van het tweede kwartaal van 2022 tot en met het vierde kwartaal van 2023. In de IV-beweging is sprake van drie parallelle (en simultane) bewegingen:

In de aanloopperiode heeft het thema verbinden en versterken twee doelen:

  1. GGD-medewerkers en gerelateerde organisaties zijn op de hoogte van de aanpak om verbinden en versterken en het nieuwe samenwerken in te vullen. We gebruiken de aanloopperiode om te bekijken wat nodig is voor succesvolle duurzame structurele borging.
  2. Het nieuwe samenwerken binnen de IV-beweging voorbereiden, opzetten en inregelen om zo:
    1. de verbinding regionaal – landelijk tot stand te brengen (A-beweging) én
    2. transformatie binnen de thema’s te ondersteunen (B-beweging).

Beide bewegingen lichten we toe, eerst geven we een kanttekening bij C.

C. Huidige samenwerking tussen GGD’en en GGD GHOR Nederland (ínstalled base)

De huidige samenwerkingsstructuur tussen GGD’en en GGD GHOR Nederland en de doorontwikkeling daarvan (hoe samen te werken in de komende periode incl. verdeling van verantwoordelijkheden) heeft bestuurlijke aandacht. Het is evident dat bepaalde verbeteringen noodzakelijk zijn omdat anders het fundament voor vernieuwing en het verder kunnen verbinden en versterken onvoldoende stevig is.

  • Meer inzicht in landelijke en generieke voorzieningen en diensten van GGD GHOR Nederland is gewenst om een sterk beeld te kunnen vormen voor een gezamenlijk vertrekpunt voor vernieuwing.
  • De informatiedeling, de informatie-uitwisseling en het informatiebeheer inrichten zodat afspraken en besluiten op papier staan én die bij en binnen iedere organisatie bekend zijn.
  • Er is transparante bestuurlijke besluitvorming nodig waarbij sprake is van een gezamenlijke afweging en die plaatsvindt met inzicht in de impact voor professionele werkprocessen en de bedrijfsvoering bij de regionale GGD’en. Dit vraagt om vertegenwoordiging en inbreng van GGD’en.
  • Voor een aantal regionale GGD’en is er ook werk-aan-de-winkel om de interne informatie- en communicatiestromen rond IV-ontwikkelingen beter in te richten.

Als opstellers van deze notitie vragen we hiervoor nadrukkelijk de aandacht. We pleiten ervoor om voor bovenstaande punten een concreet actie- en verbeterplan op te stellen en die uit te voeren. Oplossen vergroot namelijk wederzijds begrip, inzicht en transparantie. Ontbreken frustreert de voorgestelde innovaties en doorontwikkeling

B. Digitale gezamenlijke thematische doorontwikkeling naar duurzame IV

Dit betreft de gemeenschappelijke iStrategie zoals de GGD’en en GGD GHOR NL die ontwikkelen om te komen tot een duurzame IV met generieke voorzieningen die flexibel, schaalbaar, duurzaam en snel inzetbaar zijn. De uitwerking hiervan werkt versterkend als die (ook) aansluit bij de digitale strategieën van de regionale GGD’en. We hebben gekozen voor een aantal strategische thema’s die de focusteams momenteel nader uitwerken om te komen tot een collectieve doel- en resultaatbepaling met inzichtelijke uitgangspunten en een roadmap. Deze inhoudelijke uitwerking is het ‘wat’ van de duurzame digitale transformatie.

Verbinden en versterken gaat ook over het bewaken van de onderlinge verbindingen van thema’s, opgaven, projecten en ontwikkelingen waarbij we de gemeenschappelijke uitgangspunten bepalen en vastleggen. In bijvoorbeeld het thema datagestuurd werken, vertaalt dit zich in het gebruiken van standaarden en afspraken. We zien geen autonoom bewegende en georganiseerde onderdelen, maar creëren één beweging die met draagvlak in eenzelfde richting gaat naar de gemeenschappelijk bredere doelen en zo duurzame digitale transformatie tot stand brengt.

A. IV-beweging: transformatie naar nieuwe samenwerken (verbinden en versterken)

De IV-beweging vraagt om nieuwe manieren van samenwerken in netwerken. Binnen de totale IV-beweging is geen sprake van één samenwerkingsvorm maar van meerdere: afhankelijk van het thema creëren we de passende samenwerkingsvorm tussen de betrokken organisaties en stakeholders om de doelstelling te realiseren.

Common Eye, het organisatieadviesbureau dat gespecialiseerd is in samenwerken en dat PGIM in 2020 begeleidde bij het werken in coalitions of the willing, zegt hierover: ‘Bij opgavegericht werken zijn niet de belangen van betrokken partijen het vertrekpunt, maar bepaalt de opgave de samenwerkingstafel. Dit zorgt ervoor dat er een divers netwerk ontstaat van organisaties, ondernemers en burgers die zich met de opgave verbonden voelen. Het gaat er niet om wie vanuit zijn formele rol of verantwoordelijkheid betrokken dient te zijn, maar wie een zinvolle bijdrage kan leveren aan het aanpakken van de opgave. Betrokken partijen zijn bereid te redeneren vanuit de opgave en niet vanuit het eigen belang. Samenwerken wordt zo een collectieve aangelegenheid waarbij binnen een multidisciplinair netwerk aan een vraagstuk wordt gewerkt. Deze multidisciplinaire samenstelling vergroot de kans op originele oplossingen.’

Actiepunten op hoofdlijnen

Als werkgroep geven we de volgende adviezen om de IV-beweging ‘in de lucht te krijgen, te laten vliegen en op koers te houden’.

  1. Voorwaarden (wat hebben we nodig om te kunnen starten?)
  2. Organisatie (houtskoolschets)
  3. Stakeholdersanalyses/overlegstructuur
  4. Communicatie
  5. Overgang naar het nieuwe samenwerken
  6. Plan van aanpak/roadmap 2023-2025

 

1. Voorwaarden (wat hebben we nodig om te kunnen starten?) 

Met deze notitie komen we uit de startblokken. Voor de verdere invulling zijn twee randvoorwaarden cruciaal:

  • Draagvlak en commitment

De basisvereisten voor succesvolle samenwerking, draagvlak en commitment zijn: urgentie, gezamenlijke ambitie en doel, juiste mensen (met een ‘klik’) en geld.

  • De IV-regiegroep geeft goedkeuring op het thema Verbinden & Versterken en onderschrijft het belang van de vereisten.
  • Op de IV-conferentie en in de daaropvolgende periode bespreken we met de aanwezige stakeholders de invulling van het nieuwe samenwerken, het plan van aanpak voor de eerste aanloopperiode (komende 1,5 jaar) en halen we ideeën op voor de inrichting van de communicatiestructuur. Ook hier komt het belang van de collectieve inzet van (personele) middelen aan de orde.
  • GGD’en en/of regionale samenwerkingsverbanden leveren een actieve bijdrage aan de verdere uitwerking van de iStrategie én IV-thema’s. Hiervoor moet op DPG- en management­niveau (SBOG) worden aangegeven welke informatiemanagers, architecten, FG-en, CISO’s en vakspecialisten hun bijdrage kunnen leveren.
  • Mandaat, opdrachten en mensen/middelen voor de aanloopperiode

In de aanloopperiode ligt het accent op het uitvoeren van de opdrachten 3, 4 en 5 én op het leggen van de relatie met en het begeleiden van de andere themagroepen op het thema verbinden en versterken. Dit vraagt om mandaat, om de juiste expertise en om deskundigheid in het projectteam met voldoende budget en beschikbaarheid van capaciteit en expertise (van regionale GGD’en, GGD GHOR NL en extern).

2.  Organisatie (houtskoolschets)

Corona maakte duidelijk dat samenwerking op landelijk niveau cruciaal is om (pandemische) taken voor de publieke gezondheidszorg uit te voeren. GGD’en en GGD GHOR NL spelen samen een centrale rol in de uitvoering en het scheppen van de juiste randvoorwaarden. De IV-beweging kan dit met de juiste organisatorische context consolideren, verduurzamen en door ontwikkelen. Dit verklaart het verband tussen ontwikkelingen zoals de oprichting van de Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding (LFI) en de IV-beweging

Hoe ziet de organisatie van de IV-beweging er op hoofdlijnen uit vanuit het perspectief van verbinden en versterken?

  • De regie-organisatie voor de IV-beweging van de GGD’en GGD GHOR NL is een programmaorganisatie met een stuurgroep met vertegenwoordigers van GGD’en, GGD GHOR NL en nog nader in te vullen betrokkenen om de uitwerking van de thema’s te ondersteunen en monitoren.
  • De regie-organisatie, het programmateam en de themateams bestaan allen uit een mix van medewerkers die in dienst zijn van de GGD’en en GGD GHOR NL.
  • De IV-regiegroep voert regie op de IV-trajecten. De voorzitter van de IV-regiegroep is – met mandaat vanuit de DPG-raad – de opdracht­gever voor het verder uitwerken van de iStrategie: dit pakken we op in een samenwerkings­verband van GGD GHOR NL, de GGD’en en netwerkpartners.
  • DPG-en uit de IV-regiegroep zijn de aanspreekpunten voor collega’s van andere regio’s. GGD’en kunnen hun bestaande regionale samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld vanuit corona, REC-indeling TBC) inzetten om krachten te bundelen en de onderlinge uitwisseling van kennis en ervaringen te stimuleren.
  • Het programmateam (PT) heeft als doel de iStrategie verder uit te werken. Het PT acteert thema-overstijgend, houdt overzicht en ziet toe op voldoende onderlinge verbinding tussen de thema’s. Het PT bestaat uit onder meer een programmamanager en de trekkers van de themateams (TT).
  • Het themateam 1 IV-Beweging: Verbinden en versterken (TT V&V) is één van de vier themateams. TT V&V voert (in aanloop naar de reguliere invulling van de landelijke regieorganisatie) in het derde en vierde kwartaal van 2022 de eerste analyses en communicatiewerkzaamheden uit. Voorstel samenstelling: één projectleider (‘trekker’), twee informatiemanagers (GGD & GGD GHOR NL), één communicatieadviseur, één externe support strategisch samenwerken, één marketingmedewerker en één projectsecretaris.
  • De opdracht voor de themateams is om de landelijke IV-thema’s tot een roadmap of projectenkalender uit te werken. Ze krijgen ondersteuning (en training) van TT V&V zodat zij beschikken over voldoende inzichten, deskundigheid en expertise om verbinden en versterken in te vullen, op niveau te brengen en te houden.
  • Voor het monitoren van de beweging stellen we met betrekking tot verbinden en versterken het volgende voor:
    • Geef in iedere DPG-tweedaagse, SBOG- en PGIM-overleg een periodieke terugkoppeling vanuit de IV-regiegroep (en CIO-office). Bepaal dat de voorzitters hiervoor aanspreekpunt zijn.
    • Borg dat bij de regionale GGD’en het onderwerp ‘IV-beweging’ periodiek op de MT-agenda staat. Communicatie kan dit ondersteunen.
    • Monitor bij regionale GGD’en wat de stand van zaken is voor wat betreft de digitale strategie (wissel ervaringen uit en leer van elkaar) en betreffende de regionale verankering van de landelijke thema’s.
  1. Stakeholderanalyses en overlegstructuur

De beweging, de thema’s, de aanpak en de resultaten evolueren als ze aan de juiste tafels worden besproken en we onze partners, waaronder de gemeenten en veiligheidsregio’s, op diverse niveaus betrekken. Voor verbinden en versterken en de andere IV-thema’s is het essentieel om commitment en input te krijgen voor beleidsvorming en -uitvoering.

  • Maak stakeholderanalyses voor zowel de iStrategie als de afzonderlijke thema’s: breng lokale, regionale, landelijke (keten)partijen en verschillende ringen waaronder VWS, RIVM, de veiligheidsregio’s, gemeenten en VNG, LCCB, NCJ etcetera in kaart. En geef daarbij aan of het gaat om: beleidsmakers, politiek, bestuursorganen, koepelorganisaties, (zorg)ketenpartners, vakgroepen en leveranciers.
  • Bepaal de strategische overlegstructuur zodat we als GGD’en en GGD GHOR NL deelnemen aan de juiste overleggen. Breng ze in kaart en maak ze beschikbaar voor betrokkenen. Dit maakt duidelijk hoe we bijvoorbeeld de relatie met onze gemeenten en de rol van de koepels invullen. Tegelijkertijd gebruiken we deze inzichten voor de invulling van de communicatie met alle partijen.

Informatiemanagers zijn bij uitstek gekwalificeerd en bereid om met en voor beleidsmakers context aan te brengen en medewerking te verlenen aan de verdere inbedding en uitvoering. Het landelijk netwerk PGIM kan, ook in organisatie-overstijgende en landelijke trajecten, de benodigde kennis en kunde leveren of mobiliseren. Aanvullende inzet met betrekking tot informatisering en digitalisering is hierbij noodzakelijk. De komende periode met de verdere uitwerking van de thema’s geeft inzicht in de benodigde omvang.

4. Communicatie

  • In de communicatie staat de why van de IV-beweging centraal: deze boodschap moet nadrukkelijk overgebracht worden.
  • Gebruik communicatie ook om het i-bewustzijn te versterken:
    • Deel de overtuiging dat collectiviteit leidt tot betere resultaten: onderbouw en verleid met ‘het wenkende perspectief’ en met feiten en aansprekende voorbeelden.
    • Communiceer altijd vanuit het klantperspectief: wat heeft onze klant/de burger eraan dat wij dit doen? Licht tevens toe wat de bijdrage is van IV/ICT want veel mensen hebben hier geen beeld bij. Geef bij innovatie bijvoorbeeld aan wat de meerwaarde is in relatie met onze PG-taken. Leg ook de link naar privacy, security en data(kwaliteit) e.d.
  • Stel een communicatiestrategie en -plan op. Gebruik hiervoor de inzichten van de stakeholder­analyse en de behoefteninventarisatie bij DPG-en en managers: wat heb je nodig om de boodschap van de IV-beweging doeltreffend, begrijpelijk en aansprekend over te brengen?
  • De IV-beweging is een uitgelezen moment voor iedere GGD om de interne communicatielijnen tegen het licht te houden: hebben we alle betrokkenen in onze informatieloops zitten?
  • Gebruik een breed spectrum van communicatiekanalen in het verlengde van de ingezette initiatieven. Denk aan een jaarlijkse conferentie, periodieke nieuwsbrieven of een roadshow.
  • Maak de beweging inzichtelijk en toegankelijk door de digitale collectieve samenwerkomgeving of het kennisdelingsplatform in te richten met doelgroepinformatie, thema- of projectensites en een kennisbank.
  • Gebruik in alle communicatie een herkenbaar logo of kenmerk dat het begrip IV-beweging uitbeeldt. Geef thema’s een aanspreekpunt en gezicht.

5. Overgang naar het nieuwe samenwerken

De transformatie vraagt van bestuurders en managers digitaal leiderschap vanuit een persoonlijke drive, maar ook om bestuurlijke behendigheid en om kennis en veranderkundig vermogen. Ook zorg- en vakinhoude­lijke professionals dagen we uit om hun kennis en kunde gericht in te zetten in multidisciplinaire teams. Motto’s hierbij zijn: durven, leren en doen, goed voorbeeld doet goed volgen, en leren door te doen.

  • Zet (externe) support in om het nieuwe samenwerken procesmatig te begeleiden in verschil­len­de settingen: DPG, SBOG, PGIM, thema’s en projecten. Reserveer budgettaire ruimte hiervoor.
  • Creëer in de beginfase op IV-themaniveau en in afzonderlijke projecten tijd en ruimte om met deelnemers op strategisch en tactisch niveau te verkennen wat de (individuele en collec­tieve) ambities zijn en hoe de mogelijke inbreng eruit ziet (niet iedereen hoeft alles te doen).
  • Nodig daarbij op gepaste momenten ook adviseurs uit zoals functionarissen gegevensbescherming (FG) en privacy-officers (PO) zodat zij vanuit hun perspectief een bijdrage kunnen leveren.

6. Concept plan van aanpak/roadmap 2023-2025

In het derde en vierde kwartaal van 2022 maakt het themateam verbinden en versterken een plan van aanpak met een roadmap voor activiteiten voor verbinden en versterken. Naast het creëren van de juiste ‘culture and capabilities’ heeft dit plan aandacht voor het ontwikkelen van kennis en inzicht bij de betrokkenen (o.a. ten aanzien van i-bewustzijn, digitale weerbaarheid, personeelsbeleid in lijn met de iStrategie en invulling van de GGD Academy). Hieronder schetsen we globaal de eerste roadmap.

WAT WANNEER WIE (trekker(s))
Beeld ‘installed based’ GGD’en GGD GHOR NL inzake dienstverlening & TBV Q4 22 CIO Office
iStrategie

–  Installeren IV-regiegroep (opdrachtgever/stuur­groep) en programmateam iStrategie (overkoe­pelende afstemming over thema’s heen)

–  Opdrachtomschrijvingen IV-thema’s 1 t/m 4

–  Audit bestaande / interne communicatielijnen en monitoring verbinding regionale en landelijke iStrategie

 

Q3 22

 

 

Q3 22

Q3 22

 

DPG Raad > IV-Regiegroep

 

 

IV-Regiegroep

IV-Regiegroep > DPG Raad

Thema 1. IV-beweging: Verbinden en versterken

–  Instellen themateam (incl. opdracht, doelen, resultaat, mandaat, mensen en middelen)

–  Uitwerken projectplan V&V (incl. PvA/roadmap)

–  Behoefteninventarisatie DPG-en en managers

–  Realiseren samenwerk-, communicatie- en  kennisdelingsplatform

–  Communicatiestrategie (incl. planning, kanalen en middelen)

–  Ontwikkelen en introduceren ‘nieuwe netwerk-samenwerken’

–  Strategische overlegstructuur (incl. positionering IV-regiegroep)

–  Stakeholderanalyses (generiek IV-beweging en themaspecifiek)

 

Q3 22

 

Q4 22

Q3 22

Q3 22

 

Q4 2022

 

Q3 22 – Q2 23

 

Q4 22 – Q1 23

 

Q4 2022

 

 

CIO Office/Programmateam

i.s.m. themateam V&V (i.o.)

TT V&V

TT V&V

Programmateam i.s.m. TT V&V

TT V&V > Programmateam

 

TT V&V + externe support

 

TT V&V

 

TT’s > Programmateam

 

 

Dit deel van de notitie kwam tot stand dankzij de inbreng van:

Focusgroep: Niels Steeghs (GGD Brabant Zuid-Oost), Carla Sanders (GGD GHOR), Femke Nijhuis (GGD Groningen), Bianca Krabbenborg (GGD Zuid Limburg), Atte Bootsma (GGD GHOR), Maranco Christiaans (GGD Hart voor Brabant)

Klankbordgroep: Saskia Schram (GGD Regio Utrecht), Gert Jan Wiersma (GGD Fryslân), Erika van Zadelhoff (GGD Hollands Noorden), Rieke Gilijamse (GGD Zaanstreek-Waterland), Arend de Jong (GGD Haaglanden), Karin Tang (GGD Amsterdam)

IV-regiegroep: Sebastiaan Baan (GGD West Brabant)

iStrategie thema 2 – Impact door datagestuurd werken

Wat is datagestuurd werken en waarom is het belangrijk?

Ook datagestuurd werken vormt een fundament van onze iStrategie. De rol en het belang van data voor de publieke gezondheid neemt immers snel toe. Data worden niet alleen onmisbaar, het gebruik van data biedt kansen en opent nieuwe deuren voor het beschermen, bewaken en bevorderen van de publieke gezondheid. Tegelijkertijd stelt het nieuwe eisen aan de organisatie. Datagestuurd werken betekent: de waarde van beschikbare data optimaal benutten om optimale dienstverlening te leveren, beleid te ontwikkelen en te monitoren, efficiënt te werken en voortdurend te leren.

Met behulp van data kunnen we de juiste beslissingen nemen, op alle niveaus in de organisatie. Vaak in de vorm van hulpmiddelen zoals dashboards en rapportages, analyses en interactieve kaarten, en kunstmatige intelligentie en algoritmes worden gebruikt om te voorspellen. Het gaat er echter om wat we met die hulpmiddelen doen en hoe de publieke gezondheid daarbij gebaat is.

De samenleving is voortdurend in beweging. In die maatschappelijke, inhoudelijke en politieke context worden de GGD’en uitgedaagd om aantoonbaar meerwaarde te leveren. Data zijn nu al de levensader voor epidemiologie en deels voor infectieziektebestrijding (IZB). Ook andere domeinen kunnen of moeten gaan profiteren van data voor het analyseren, adviseren, plannen, besturen en monitoren van de publieke gezondheid.

Zonder data zijn de GGD’en vleugellam. Niet alleen ligt het primaire proces stil omdat er geen analyses kunnen worden gemaakt, afspraken niet gepland kunnen worden en adviezen uitblijven, ook de sturing op dienstverlening, beleid en uitvoering staat op drijfzand. Kortom: datagestuurd werken is een noodzaak.

Wat zijn nu al aansprekende en inspirerende toepassingen? En wat komt er aan?

In datagestuurd werken zien we de ontwikkeling van reactief beheersen op basis van ad hoc rapporten, naar versnellend, efficiënt, voorspellend en vernieuwend. We geven een paar aansprekende voorbeelden en kijken per GGD-vakdomein vooruit naar de belangrijkste kansrijke ontwikkelingen. De randvoorwaarden komen aan bod onder ‘Bouwstenen’.

Voorbeeld: epidemiologie en gezondheidsbevordering

De inmiddels bewezen innovatieve GezondheidsMonitor (GM) werd tussen 2010 en 2012 gezamenlijk aangepakt binnen de epidemiologie door de vraagstellingen samen te bepalen en door de indicatoren samen te bepalen en te definiëren. Dit levert uniforme data op voor de hele PG-sector. Door de samenwerking te continueren in opvolgende monitors werden in de tijd trendanalyses mogelijk.

Indien epidemiologen straks willen werken met data uit bedrijfsprocessen moet worden samengewerkt en moeten indicatoren worden vastgesteld. Denk aan gezondheidsindicatoren bij infectieziekten, of indicatoren Sociaal Domein of JGZ waar ook stakeholders definities bepalen. Vervolgens kunnen onderzoekers onze data meerwaarde geven door ze te combineren met lokale of regionale data en deze combi-data te duiden. Uit die gezamenlijke inspanningen ontstaat de belangrijkste winst: een landelijk referentiecijfer voor elke indicator, de zogenaamde spiegelinformatie.

Spiegelinformatie creëert de kans voor regionale GGD’en om zich te spiegelen aan andere regio’s of het landelijk gemiddelde. Op die manier kunnen ze keuzes maken voor interventies die het meest doeltreffend zijn in hun regio. Deze gegenereerde spiegeldata is uniek, bepaald door de sector PG (plus eventuele stakeholders). In coronatijd bleek hoe gewenst deze landelijke beelden zijn bij de ministeries.
Met vastgestelde indicatoren kan men toekomstscenario’s berekenen door voorspellende modellen in te zetten. Met de SMAP-methodiek toegepast op de GMdata hebben de drie Brabantse GGD’en met succes een wijkbeeld geïnterpoleerd voor wijken waar geen respondenten zijn en dus ook geen data is[1]. Zo draagt elke GGD bij aan een landelijk beeld, ter vergelijking voor het lokale GGD beeld. De afdelingen gezondheidsbevordering gebruiken deze informatie om te kiezen waarop interventies worden ingezet.

In de epidemiologie van de toekomst is met organisatiebrede data uit bedrijfsprocessen vooral veel te leren over onze eigen wettelijke taken en hoe die regionaal bijdragen aan Gezondheid en Leefomgeving. De Digitale Werkplaats (voor DataScience) maakt het straks mogelijk dat onderzoekers samen brede vraagstukken modelleren en voorspellen door gebruik te maken van deze indicatoren.

Kansrijke ontwikkelingen bij gebruik van eigen bedrijfsdata met lokale, regionale of landelijke data hangen voor een groot deel af van de vraag of de onderzoeker kan werken met eenduidige definities van indicatoren. Vanouds gebruiken epidemiologen CBS-standaarden, waar ze bestaan, boven lokale definities en eenheden. Kwantitatieve data of aantallen zijn variabelen die direct inzetbaar zijn bij epidemiologische vraagstellingen, zoals gegevens uit de ambulancezorg. Hier doet GGD Flevoland onderzoek naar plekken waar veel jongeren onder de 18 jaar alcohol gebruiken en naar de SEH worden vervoerd of combineert Ambulancedata met andere data, zie Overmatig middelengebruik Flevoland | Tableau Public.

Kansrijk is ook de intensievere samenwerking tussen Vakgroep OPG en Vakgroep M&G/MMK. De richtlijnen Leefomgeving die MMK hanteert, zijn vaak kwantitatief en al gedefinieerd door het RIVM, waar veel van deze data vandaan komt. Dit maakt een landelijke data-aanpak met die indicatoren en in combinatie met bestaande epidemiologische data kansrijker.

Om het overige goud uit de GGD-data te delven, is een landelijke inspanning noodzakelijk om indicatoren uit bedrijfsprocessen strak te definiëren. Dit kan samen met stakeholders met gebruik van bestaande definities zoals de samenwerking van Epidemiologie en MMK met het IKNL (Integraal Kankercentrum Nederland) of door meer interregionale/landelijke samenwerking in te zetten. Voor veel domeinen bestaan (nog) geen strak gedefinieerde indicatoren. Dit vereist niet alleen afstemming met de stakeholders van dat domein, maar ook met onderzoekers. Kansrijk is de start binnen Forensische Geneeskunde om data uniform te definiëren en beschikbaar te maken[2].

Een mogelijke nieuwe ontwikkeling: epidemiologen hebben veel ervaring als het gaat om de opzet en validatie van vraagstellingen en hoe vraagstellingen door het publiek worden opgevat. Echter, een goede definitie voor een indicator uit eigen registraties is ook sterk afhankelijk van (het bestaan van) gestructureerde bedrijfsprocessen en gestandaardiseerd werken. Om die reden zet GGD Amsterdam in op Monitoring 3.0, een programma om de monitoringsinspanning te moderniseren en de waarde uit monitoronderzoek te vergroten. Het gaat om werelden bij elkaar brengen: domeinspecialisten, onderzoekers en datascience (GGData).

Niet alle data combineren leidt tot werkbare uitkomsten: pogingen tot het combineren van GM met JGZ-data bracht aan het licht dat de datakwaliteit nog onvoldoende is. Registratie in JGZ-applicatie is nog te verbeteren door definities vast te stellen. Dit onderstreept de noodzaak van het invoeren van een BDS (basisdataset).

Als voor een domein goede indicatoren zijn vastgesteld, is combineren met andere data mogelijk. Door ontwikkelen richting AI wordt door de GGData groep in samenwerking met HCI van GGD GHOR NL opgepakt in de Digitale Werkplaats [onderdeel van HCI].

Belangrijk voor 2023-2025 is:

  1. Pak het definiëren van indicatoren met snelheid op. De trajecten FMEK en Formatus leren dat er maanden aan overleg met vaak veel stakeholders aan voorafgaan. Epidemiologen en onderzoekers moeten altijd deel uitmaken van het team dat indicatoren gaat vaststellen. Maak extra ruimte (fte) vrij voor de inzet van epidemiologie en data science bij domeinontsluitingen.
  2. Kies eerst voor het ontsluiten van indicatoren uit domeinen die geen complexe indicatordefinities nodig hebben, zoals IZB, Forensisch, MMK (GAGS). Dat geeft ons snel succes met eigen data. Kies eerst wettelijke taken. Begin pas aan complexe domeinen met versnipperde applicaties en registraties, zoals JGZ of OGGZ, als de tijd en de situatie daar rijp voor is. Kijk of de aanpak voor Formatus, waarbij indicatoren met het hele werkveld zijn vastgesteld, kan worden gebruikt.
  3. Wanneer er sprake is van data-aggregatie en meervoudig dataeigenaarschap om tot een landelijke set te komen, neem dan een ruime doelbinding op in de DPIA’s voor vervolgonderzoeksvragen.
  4. Verzamel onderzoekdatasets in Platform HCI en laat de GGDatagroep aan innovaties werken richting AI op landelijke thema’s.

 

Impact op de IZB (omvat ook corona, TBC, CSG en Reizigers)

De infectieziektebestrijding is bij uitstek een sector waarin datagestuurd gewerkt wordt. IZB’ers verwerken informatie over infecties, uitbraken, bronnen, settings en contacten om tot het juiste advies en de juiste behandeling te komen. Vaak gebeurt dat in samenwerking met infectieziekte-artsen en epidemiologen. Een breed palet aan datasets en systemen voorziet regionaal in de behoeftes van de diverse IZB-sectoren (algemene IZB, seksuele gezondheid, reizigerszorg, TBC-bestrijding). Tijdens de COVID-19-pandemie bleek echter dat systemen en processen ontoereikend waren om effectief op zeer grote schaal informatie te verwerken en uit te wisselen. Ook in de reguliere (niet-pandemische) situatie zijn verbeteringen mogelijk op het gebied van bijvoorbeeld informatie-uitwisseling.

Doordat er voor coronatesten en -vaccineren in een gezamenlijk systeem gewerkt wordt, is het mogelijk een landelijk epidemiologisch beeld te creëren van de pandemie en de bestrijding ervan. Dit beeld, en de gegevens per regio, zijn ook weer beschikbaar voor alle GGD’en om zelf beslissingen op te baseren. Denk daarbij ook aan voorspellende tools zoals de Clusterbuster, ontwikkeld door RIVM en GGD Hart voor Brabant. Bovendien is het door gedeelde data mogelijk geworden landelijk diensten aan te bieden zoals het maken van coronabewijzen.

De komende jaren wordt een IZB-landschap ontwikkeld dat de reguliere IZB-processen ondersteunt, maar ook goed werkt als organisaties en processen moeten opschalen in het geval van een nieuwe pandemie of crisis. Dit landschap voorziet in gezamenlijke databronnen waar iedereen aan bijdraagt en uit kan putten. Ook moet dit landschap ervoor zorgen dat de GGD’en en het RIVM over een gedeeld en landelijk epidemiologisch beeld beschikken van alle relevante infectieziekten.

Belangrijke ontwikkelingen de komende tijd zijn:

  • Kiezen en ontwikkelen van informatiestandaarden IZB-processen
  • Ontwikkelen en gebruiken van gezamenlijk informatieproducten
  • Consolideren van werkwijzen en producten uit de corona-organisaties GGD’en en LCCB: wat blijft als de financiering wegvalt?

Impact op toezicht

De tendens van flexibel risicogestuurd toezicht zet door. Tegelijkertijd moeten de planning en rapportage voor bedrijfsvoering eenvoudiger worden. Flexibel risicogestuurd toezicht maakt gebruik van data en andere signalen. De registratie en analyse verschillen per regio, dat kan slimmer en beter. Enerzijds om uit (steeds meer) data tijdig signalen op te pikken, anderzijds voor duiding door onderling vergelijken.
Voor prognose, planning, rapportage en verantwoording van de toezichtactiviteiten (ofwel: bedrijfsvoering) is behoefte aan het eenvoudiger beschikbaar krijgen van data. Dat gaat ook om toegang krijgen tot, en eventueel het koppelen van, externe bronnen zoals DUO, Inspectie van het Onderwijs en de diverse overige Inspecties. Dat is ook belangrijk omdat de financiering afhangt van de verantwoording.

Er zijn momenteel grote onderlinge verschillen in de mate van datagestuurd werken, zowel tussen GGD’en onderling als tussen de verschillende gebieden van toezicht. Soms is dat te verklaren door de kleine schaal maar vaak is ook voor kleinere teams al (veel) winst te behalen met een eenvoudige basis van datagestuurd werken. Voor toezicht op de kinderopvang wordt (intensief) gebruik gemaakt van de Gemeenschappelijke Inspectieruimte (GIR) van DUO.

Belangrijk voor 2023-2025 is:

  • Het leggen van een minimale basis voor alle toezichttaken: KPI’s en definities, datasets, uitwisseling/standaarden, kennis en vaardigheden. Zowel qua data en registratie, die nu vooral kwalitatief is, als qua vaardigheden.
  • Intensivering van de samenwerking, kwaliteitsverbetering GIR en toegang tot en gebruik van GIR en andere landelijke bronnen zoals voor leefomgeving. Waar nodig moeten we hier meer landelijk overleg voor optuigen.
  • Inzicht door onderlinge vergelijking over GGD’en heen. Hiervoor is het nodig dat dezelfde systematiek en data (uniforme registratie, definities, standaarden) gebruikt worden.
  • Onderzoek naar mogelijkheden en grenzen om data te combineren met andere domeinen om risico’s voor individuen te kunnen voorspellen. Vooral als er ook medische – en strafrechtelijke gegevens in het spel zijn.

Impact op crisisbeheersing/GHOR en zorgcontinuïteit

Netcentrisch werken is bijna een decennium geleden geïntroduceerd als methodiek in de sector publieke veiligheid. Informatie over een risico, incident of calamiteit wordt organisatie-overstijgend samengebracht en gebruikt door de diverse tijdens een crisis betrokken organisaties. Dit gebeurt echter lang nog niet op alle relevante domeinen. Daarnaast vragen nieuwe risico’s en crises telkens weer om nieuwe middelen.

De behoefte aan het creëren en gebruiken van een gedeeld beeld werd nog eens bevestigd tijdens de coronacrisis. In die tijd zijn diverse instrumenten opgezet om bijvoorbeeld de verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen te verbeteren, om testen en vaccineren tegen COVID-19 in de gaten te houden (coronamonitor) en de druk op de zorg in beeld te brengen (monitor niet-acute zorg). Deze instrumenten worden de komende tijd samengebracht in de COVID Ketenmonitor, ontwikkeld in samenwerking met GGD GHOR NL, LCPS en NZA. Data uit diverse bronnen wordt hierin samengebracht om een gedeeld beeld te geven van de zorgcontinuïteit en keteneffecten, en om beleidsbeslissingen op te baseren.

Een belangrijke ontwikkeling is de deelname van GGD GHOR Nederland en de GHOR-bureaus aan KCR2. KCR2 is het Knooppunt Coördinatie Rijk-Regio’s, een samenwerking tussen onder meer diverse ministeries, veiligheidsregio’s, brandweer, politie en GGD GHOR Nederland. Deze samenwerking geeft invulling aan de behoefte om informatie over risico’s vanuit regio’s en het rijk bij elkaar te brengen, te monitoren voordat een crisis escaleert, en te gebruiken voor de coördinatie en besluitvorming. De wens is om over alle relevante risico’s en crises landelijk informatie uit te wisselen, maar deze nieuwe vorm van samenwerken begint klein. De eerste twee risico’s waar nu monitors op worden ontwikkeld, zijn droogte en sociale onrust.

Een actueel voorbeeld van netcentrisch werken waarbij de KCR2 samenwerking al is getest, is het Knooppunt coördinatie informatie Oekraïne. De landelijke partners wisselen in LCMS informatie uit over onder meer beschikbare gemeentelijke opvangplekken. Ook wordt onderzocht of er een prognosemodel gemaakt kan worden om ontwikkelingen te voorspellen.

Impact op de JGZ

In de JGZ gaat het om grote aantallen. Bij uitstek een domein dat met datagestuurd werken een impuls krijgt. Dat wordt bemoeilijk doordat de JGZ door veel verschillende organisaties wordt uitgevoerd. Met een versnipperd datalandschap en verschillen in datadefinities en registratie tot gevolg. Het oplossen hiervan blijkt weerbarstig.

  • Een voorbeeld van effectief datagestuurd werken in de JGZ zien we bij GGD Amsterdam. Voor de bedrijfsvoering zijn vanuit de JGZ-doelen relevante KPI’s gedefinieerd waarop wordt gestuurd. De GGD voert prestatiedialogen met de gemeenten en is in staat tijdig bij te sturen op formatie en financiën. Daarbij wordt gebruik gemaakt van voorspellende algoritmen.
  • Er is een groot aantal ontwikkelingen: van zorg op maat (landelijk professioneel kader) tot digitale diensten als JouwGGD, GroeiGids, Ben ik in beeld, Ouderportaal (op termijn PGO/MedMij), ondersteuning Prenataal huisbezoek BDS 4 en ketensamenwerking (BabyConnect).

Belangrijk voor 2023-2025 is:

  • Als we meer datagestuurd willen werken, moeten we betere datakwaliteit en meer eenheid van taal realiseren. Ook moeten we afspreken welk deel van de JGZ-processen gelijkvormig uitgevoerd wordt. Uitsluitend uniformeren op data werkt voor iets simpels als overgewicht (want we gebruiken allemaal geijkte weegschalen), maar als we voor complexere onderwerpen ook een landelijk beeld willen realiseren, is het nodig dat er ook afspraken zijn over het uit te voeren proces. Dat vergt een cultuurverandering binnen de JGZ. Landelijk is er een gesprek nodig over de spanning tussen ‘zorg op maat’ en de behoefte aan benchmarkachtige benaderingen en de prioritering daartussen.
  • Ook vanuit het primaire proces is er noodzaak om meer te standaardiseren en datagestuurd te gaan werken. Zoals zorg op maat (vraagt zicht op doelgroepen, en sturing), personeelstekorten (efficiënt inzetten, prognoses, plannen), kennisontwikkeling (naar welke kennis is toenemende vraag?), slimme screening, evidence based, toegankelijkheid. We zetten volop in op JouwGGD en de GroeiGids.
  • Voor de PGA JGZ is er behoefte om de registratieschil verder te ontwikkelen en te koppelen aan de JGZ-systemen (digitaal dossier).

Impact op het Sociaal Domein

Binnen Sociaal Domein wisselt de lokale aanpak per GGD omdat de gemeentelijke vraag sterk verschilt. Desalniettemin bieden de GGD’en veel diensten aan, bij enkele hoort ook een registratie (zie factsheet OGGZ).  Voor enkele landelijke registraties zijn rapportages en dashboards opgezet (Medisch Onverzekerden Zorg en Registratie Medische Registratie Niet-Acute Zorg 2021)[3]. Echter, er bestaan grote landelijke verschillen in de uitvoering die deze registraties zelf nog niet robuust maken.

De OGGZ heeft vooral belang bij rapportage richting gemeenten in verband met aantallen, verantwoording en financiering. Regionaal zien we innovatieve ontwikkelingen zoals de Daklozenapp in Gelderland Zuid.

Voor de forensische geneeskunde loopt een pilot voor data-analyses ter uitbreiding op bestaande rapportages. Capaciteitsprognose en -planning bieden mogelijk kansen. Het voordeel hier is dat alle GGD’en dezelfde applicatie (Formatus) gebruiken.

Impact GGD-breed en bedrijfsvoering

Kansrijke ontwikkelingen voor 2023-2025:

  • Voor sturing is het noodzakelijk dat doelen en daaraan gerelateerde KPI’s duidelijk zijn. Het is waardevol om GGD’en hierbij te ondersteunen met good practices.
  • Verdieping landelijke benchmark GGD’en op thema’s. Er is een herbruikbaar dashboard ontwikkeld, [HCI] het ontsluiten van data kost (nog steeds) het meeste werk. Uit het veld komt de vraag naar verdere verdieping op onderdelen. Kansrijk in 2023: doorvragen op leefomgeving omdat deze indicatoren al zijn vastgesteld door het RIVM. En kortere benchmark ‘specials’ uitbrengen die dieper inzoomen op specifieke werkvelden – uitbreiden om te laten zien wat we als GGD en allemaal nog meer doen. En zorgen dat data beschikbaar is.
  • Die is noodzakelijk om in te spelen op steeds veranderende omstandigheden en volumes (JGZ, corona). Deze ervaringen gebruiken om tot herbruikbare modellen te komen.

 

Samengevat: wat is er nodig in 2023-2025 en hoe pakken we dat aan? [4]

Uitgangspunt:

Datacentrisch werken als uitgangspunt (visie) concretiseren, per vakdomein. De organisaties gereedmaken voor datagestuurde pandemische paraatheid en opschaling.

Wat is er nodig?

Data

  1. Publieke Gezondheid Basisadministratie (PG BA) en HLD datalaag
    1. Toegang tot data. Zowel voor GGD’en als dataset IZB voor LFI in tijden van nood
    2. Datacatalogus en centrale aanvraag mogelijkheid
    3. Masterdata in een platform beschikbaar stellen en standaardiseren en uniformeren. Zoals demografie, geografische indelingen, sociale (wijk)-indelingen zoals SES, en indexen zoals VEKTIS AGB codes, VZVZ, MUIZ
    4. Datasets, zoals voor IZB, definiëren en beschikbaar stellen
    5. Datadefinities en (uitwissel)standaarden
  2. Datakwaliteit monitoren en verbeteren, onder andere door afspraken, definities en betere registratie in vakapplicaties. En: wat kunnen we wél doen met onvolledige data? (niet wachten op het ideaal)

Processen (stelt tevens eisen aan de organisatie)

  1. Harmonisatie van primaire processen waar nodig (zie ook datastandaarden)
  2. Datagovernance en datamanagement. Dataregie op applicaties, met inhoudsdeskundigen-techniek-AP en mogelijk ook ethicus. Wat delen we uit onze systemen? Vooraf opzetten, inclusief onderzoeksdoelen, niet nadat de infrastructuur is gemaakt
  3. Dataverwerkingsprocessen: van elkaar leren en waar mogelijk harmoniseren of zelfs eenmalig (landelijk) inrichten
  4. Bundelen en ontsluiten van data, zo nodig via een onafhankelijke landelijk vertrouwde partij (trusted third party – TTP)

Organisatie, mensen en governance[5]

  1. De realisatie van het thema datagestuurd werken in de iStrategie vraagt om een bundeling van vier zaken:
    1. Opgavengericht werken aan datagestuurde thema’s. Doelen stellen – per vakdomein gezamenlijk. Te trekken door GGD’en die daarvoor hun hand opsteken en/of al ver zijn en als inspirerend voorbeeld willen dienen; per thema samen met een groep GGD’en die dat vraagstuk ook (gezamenlijk) willen oppakken en zo voor het land bruikbare resultaten neerzetten. In lijn met Coalitions of the Willing (COW’s).
    2. Taakverdeling: hoe werken GGD’en (landelijk) samen rond data? We willen uitgaan van regionale kracht, die landelijk bundelen en ondersteunen met landelijke begeleiding. Dat betekent dat elke GGD een bijdrage levert en dat we gezamenlijke voorzieningen opzetten en (laten) beheren.
    3. Eigenaarschap van data (en resultaten) en financieringsmodel (wat is van wie?).
      Structureel zoals verwerkersovereenkomsten om uitwisseling te faciliteren (i.p.v. ad hoc). Afspraken over toegankelijkheid, ook met ketenpartners (LFI, RIVM, JGZ, …)
    4. Landelijke regie en faciliteren van bovenstaande. Organisatorisch (communities, COW’s), voorwaarden (governance, financiering, eventueel wetgeving) en technisch (dataplatform). Aandacht voor begeleiding in de manier van samenwerken in een COW of community.

En verder:

  1. Overzicht om te inspireren en om te signaleren waar hetzelfde werk wordt gedaan zodat spelers elkaar kunnen opzoeken: toepassingen, definities, ketenafspraken, privacy, …
    Proces inrichten om ideeën te sonderen (is er al iemand mee bezig?) en samenwerking te stimuleren. Pool met onderzoeksvragen die landelijke effort vereisen.
  2. Bekend stellen en borgen van het Platform HCI. Beschikbaar maken van een BI-omgeving voor GGD’en die dat zelf (nog) niet hebben, zie ook Techniek.
  3. KPI (indicatoren) standaardisatie door stakeholders per domein (in overleg met onderzoekers). Prioriteren, starten met wettelijke taken IZB, Forensisch (voorbeeld: aanpak Formatus), MMK.
  4. Eenduidig datamaturity-model om groei en ontwikkeling te meten.
  5. Onderzoeken van de spanning tussen ‘zorg op maat’ en de behoefte aan benchmarkachtige benaderingen en de prioritering daartussen.
  6. Randvoorwaarden zoals wetgeving (NL en EUR), ethiek en juridische kaders om dit alles mogelijk te maken. Landelijk oppakken en natuurlijk regionaal inregelen. Datagestuurd werken moet verantwoord maar niet onnodig gehinderd gebeuren en dat vraagt expertise van onder andere privacy officers.
  7. Plan voor moderniseren legacy applicaties. Die kosten nu veel tijd en energie.
  8. Domein-indicatorengroepen met 1 of meer epidemiologen, dataengineer/technicus, jurist, ethicus, domeindeskundigen en eventueel datascientist. Meenemen in uitwerking opgaven/thema’s.
  9. De juiste mensen op de juiste plek, managers met visie, ambitie en uitvoeringskracht. Vaardigheden van managers en medewerkers onder andere met betrekking tot selfservice. Van brondata naar intelligence (analyse, betekenis, kennis, vaardigheden).
  10. Werven en binden van specifieke expertise en functies zoals analisten, dataengineers en datascientists. Binden van talenten door het bieden van uitdagende opgaven, verbinden en ondersteunen.
  11. Innovatie: denktank/pilots/PoC’s, samenwerking met onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven.

Techniek[6]

  1. Platform (dataplatform/datalake/DWH). Voortbouwen op Platform HCI.
  2. Beveiliging, toegang en autorisaties
  3. Uitbouwen Digitale Werkplaats: tools (BI, analytics), landelijke ‘workbench’
  4. Ontsluiten applicaties, verbindingen intern en extern (bronnen, partners) (digitale snelweg)

Hoe pakken we dat aan?

Door een programma te ontwikkelen gericht op resultaten regionaal en landelijk met daarin de volgende elementen:

  • Groot denken, klein beginnen (op onderdelen en opgaven successen boeken en dan uitbouwen).
  • Capaciteit beschikbaar stellen. Samen kom je verder, dat vraagt initieel wel een investering. En gezamenlijke besturing (prioriteiten stellen). Zie concretisering onder de roadmap.
  • Van en met elkaar leren.
  • Nieuwe ontwikkelingen verkennen, zoals algoritmes. Zie ook thema 4. Innovatie.
  • De benodigde investeringen in de (landelijke) techniek hebben we nog niet kunnen ramen.

 

Concept plan van aanpak/roadmap 2023-2025

In het derde en vierde kwartaal van 2022 maakt het themateam Datagestuurd werken (TT DGW) een programmaplan met een roadmap voor activiteiten. Op basis van het bovenstaande presenteren we hieronder de eerste globale roadmap.

WAT WANNEER WIE (trekker(s))8
Uitwerking datagestuurd werken, programma (regie), middelen, verbinden met andere thema’s en ontwikkelingen

Uitvoeren, evalueren, leren en bijstellen

Q4 22

 

Elk kwartaal

TT DGW (besluit DPG Raad nodig)

TT DGW

Data en informatieproducten

o   Door GGD’en aangeleverde data toegankelijk maken (met name input vanuit het RIVM)

o   Datacatalogus

o   Overzicht en inventarisatie harmonisatiekansen: rapportages, dashboards, … (1x i.p.v. 25x), maturity.

o   Landelijke registraties, masterdata en datasets beschikbaar maken via platform HCI

o   Verdieping GGD benchmark op thema’s

o   Doorontwikkeling JouwGGD en GroeiGids

 

Q3/Q4 2022

 

 

Q3 2022

Q3/Q4 2022

 

 

2022/2023

 

  2023

  2023

 

CIO office

 

 

TT DGW

TT DGW

 

 

TT Platform van de toekomst

 

  TT DGW

  Stuurgroep

Organisatie, processen, governance en samenwerking

o   Landelijke samenwerking opzetten inclusief benodigde capaciteit, governance en randvoorwaarden.

o   Identificeren opgaven en thema’s waar datagestuurd werken met prioriteit opgepakt kan worden, in COW’s. Standaardisatie en eigenaarschap daar in meenemen.
Voorstel: start met IZB, forensisch en MMK.

o   Vraagstuk JGZ agenderen.

o   Samenwerkingsafspraken: hoe organiseren we expertise? ((boven)regionaal en landelijk)

o   Borgen HCI

o   Datagovernance en datamanagement

o   Ontwikkelen bewustzijn datagestuurd werken, inspiratie, opleiding, verbeteren registratie en datakwaliteit

o   Werven en binden analisten, engineers en scientists

 

 

Q3/Q4 2022

 

 

Q4 2022

 

 

 

 

Q3‘22–Q1‘23

Q3/Q4 2022

 

 

Q3‘22–Q1‘23

Q3‘22–Q1‘23

2022-2024

 

 

2022-2024

 

 

CIO Office

 

 

TT DGW

 

 

 

 

DPG Raad

TT V&V

 

 

CIO office

TT DGW

TT DGW

 

 

DPG Raad

Techniek

o   Ontsluiten applicaties aan platform HCI

o   Beveiliging, toegang, autorisaties (techniek)

o   Digitale werkplaats

o   Digitale snelweg, eventueel TTP

 

2022-2023

Q3-Q4 22

2023

2023-2024

 

TT DGW

TT Platform vd toekomst

TT DGW

TT Platform vd toekomst

 

Wat is hiervoor nodig: de minimaal vereiste investering per GGD is één dag per week om de gezamenlijke beweging van datagestuurd werken op gang te brengen, plus landelijk minimaal twee dagen per week voor de regie. Dat betekent landelijk 5,5 fte. Daarnaast heeft elke GGD de eigen inzet op datagestuurd werken, waarbij GGD’en profiteren van wat gezamenlijk wordt bedacht en uitgewerkt, en wat landelijk wordt gefaciliteerd. Voor diverse GGD’en zal versterking van datagestuurd werken in de regio noodzakelijk zijn. Nader onderzoek en vergelijking kunnen dit concretiseren. GGD Drenthe is een voorbeeld als het gaat om bestuurlijk draagvlak en financiering voor datagestuurd werken.

Voor de hele roadmap is naar verwachting minimaal 10 fte per jaar noodzakelijk als gezamenlijke inspanning op het thema (dus exclusief de andere thema’s). Er is immers nog veel te doen en te bereiken. In het programmaplan wordt dit uitgewerkt.

 

[1] zie ook  Verantwoording: gezondheid per buurt, wijk en gemeente (rivm.nl).

[2] zie voor werkwijze en noodzaak bijvoorbeeld de aanpak Formatus, ZonMW-GGD Amsterdam: Forensische Geneeskunde doorontwikkelen onderzoeksinfrastructuur SA 2021

[3] Voorbeeld landelijke registratie (via CAK) en dashboard: Onverzekerdenzorg MOZ: Titelpagina – Tableau Server (ggdghor.nl)  Onderliggende data is beschikbaar in landelijk Databuffet (zie de mediawiki).

[4] Dit is een overzicht. Deze bouwstenen moeten hierna verder uitgewerkt worden, daarbij zijn nog allerlei keuzes te maken. Er is nog alle gelegenheid voor GGD’en om op deze voorstellen te reageren.

[5] Zie ook thema 1. Verbinden en versterken

[6] Zie ook thema 2. Platform van de toekomst

iStrategie thema 3 – Platform van de toekomst

Waarom platform van de toekomst?

Er zijn talrijke aanleidingen voor GGD’en om bovenregionaal samen te werken, denk aan de uitvoering van de pandemiebestrijding, landelijke campagnes zoals HPV18+ en inzichten in de uitvoering van onze landelijke rol met behulp van monitors en spiegels. Samenwerking vindt ook plaats door voor externe partijen zoals DUO, COA en PGO-aanbieders op te treden als één aanspreekpunt. Voor deze en andere activiteiten vormt een gezamenlijke infrastructuur de basis. Deze basis noemen we het ‘platform’ waarop we als GGD’en onze samenwerking onderling en met landelijke partners kunnen vormgeven.

Daarnaast heeft de COVID-19 pandemie laten zien dat de ICT-infrastructuur voor infectieziektebestrijding niet voldoet aan de vereisten die nodig zijn voor een grote, langdurige inzet met veel betrokken partijen en veranderlijke vereisten voor de uitvoering.

Het Verwey-Jonker Instituut concludeerde[1] dat een landelijke, flexibele, informatiegedreven IV-voorziening onmisbaar is voor een effectieve aanpak van (gezondheids)crises. In de praktijk steunde de aanpak op een infrastructuur die geënt was op toepassing voor kleinschalige uitvoering. “Waar testen in het reguliere proces van infectieziektebestrijding [bijvoorbeeld] veelal onderdeel was van het bron- en contactonderzoek en daarmee een kleinschalige taak veelal belegd in afspraken met lokale laboratoria, ontstond er de behoefte aan zeer veel grootschaliger vormen van testen.”

Het platform van de toekomst heeft daarmee een brede aanleiding waarbij de aanpak voor de infectieziektebestrijding het startpunt is.

 

Uitdagingen en vereisten

De ontwikkelingen in de infectieziektebestrijding vragen om een aanpak waarin de GGD’en en GGD GHOR NL landelijk en regionaal samenwerken om taken in de bestrijding en monitoring uit te voeren.

Adequaat kunnen reageren, vraagt om gezamenlijke voorzieningen met de volgende kenmerken:  

  • Gedeelde voorzieningen voor bovenregionale uitdagingen: de zekerheid dat landelijke uitdagingen op een eenduidige, werkbare manier aangepakt kunnen worden met een gedeelde oplossing.
  • Herbruikbaarheid: een garantie dat de infrastructuur efficiënt en beheersbaar blijft door gebruik te maken van generieke bouwblokken uit het bestaande aanbod voor de data- en IV-infrastructuur.
  • Effectieve datavoorzieningen: de zekerheid dat relevante gegevens efficiënt en op een veilige manier gedeeld kunnen worden binnen de keten. Het gebruik van een platform en datastandaarden biedt daarnaast de mogelijkheid om snel datasamenwerking te realiseren met GGD’en, ketenpartners en leveranciers.
  • Veiligheid: de zekerheid dat persoonsgegevens van burgers voldoende beschermd zijn.
  • Beheersbaarheid: het (organisatie)vermogen om effectieve sturing (regie) te geven aan de landelijke inzet inclusief de nodige aanpassingen aan de digitale ondersteuning.

Pandemische paraatheid (het vermogen om snel én effectief ondersteuning te kunnen bieden aan een grootschalige campagne) stelt daarmee de volgende (extra) generieke eisen aan de digitale ondersteuning ervan:

  • Schaalbaarheid: het vermogen om (in korte tijd) het aantal afspraken en behandelingen (waaronder testen en vaccinaties) (sterk) te kunnen vergroten inclusief de beschikbaarheid van werkplekken, gebruikersbeheer, afstemming met ketenpartners en security-inzet die daarvoor benodigd is. Schaalbaarheid zorgt ervoor dat GGD’en beschikken over de noodzakelijke, veilige (gebruikers)toegang en voorzieningen om een fluctuerende vraag (volume) aan testen en vaccinaties op te kunnen vangen.
  • Wendbaarheid: het vermogen om applicaties, waaronder afspraken maken, registraties en data-uitwisseling, (in korte tijd) aan te kunnen passen op veranderende wensen, beleid en richtlijnen. Het platform biedt daarvoor de flexibiliteit om dataservices en applicaties in korte tijd aan te passen. Wendbaarheid zorgt ervoor dat GGD’en (in korte tijd) gebruik kunnen maken van digitale ondersteuning die aansluit op de uitdagingen (en daaruit volgende businessvragen).

We realiseren ons dat de verschillende domeinen (waarin het platform van de toekomst een verbetering kan bieden) verschillende prioriteiten hebben bij de invoering ervan. In de uitwerking van (de ontwikkeling van) het platform wordt met een roadmap rekening gehouden met dat gegeven.

 

Verbeterinitiatieven

Om de landelijke regie op de infectieziektebestrijding ten tijde van een pandemie te versterken, zijn de volgende verbeterinitiatieven gestart:

  • Het ministerie van VWS heeft de landelijke functionaliteit infectieziekten (LFI)
  • Daarnaast hebben GGD’en, GGD GHOR NL en het RIVM in overleg met het ministerie van VWS en de kwartiermaker van de LFI ervoor gekozen om de architecten van GGD GHOR NL en RIVM een conceptuele architectuur (high level design, HLD) te laten maken voor de toekomstige informatievoorziening ten behoeve van de infectieziektebestrijding.

Pandemische paraatheid

​De landelijke functionaliteit infectieziekten (LFI)[2] is opgericht om Nederland met de GGD’en en ketenpartners effectiever voor te bereiden op een toekomstige pandemie. Het uitgangspunt daarbij is dat één centrale landelijke regiefunctie de feitelijke aanpak doet en zorgt voor een snellere start en slagvaardige inzet. De LFI richt zich daarbij op twee fasen:

  • De koude fase (tijdens reguliere infectieziektebestrijding): het moment waarop géén sprake is van een crisis. In deze fase worden (met de betrokken partijen) voorbereidingen getroffen voor een toekomstige pandemie.
  • De warme fase (tijdens pandemische infectieziektebestrijding): het moment van crisis (pandemie) waarbij de LFI de operationele aansturing van grootschalige infectieziektebestrijding op zich neemt. De uitvoering (testen, vaccineren en bron- en contactonderzoek) gebeurt dan door de GGD’en. De bestrijding van de COVID-19 pandemie wordt nog steeds gedaan door de huidige verantwoordelijke organisaties.

Om doelmatig te zijn in het geval van een (nieuwe) pandemie is een ‘versterkte infectieziektebestrijding’ bij de GGD’en nodig. Randvoorwaardelijk daarvoor is een robuuste informatievoorziening en ICT-infrastructuur. Daarbij gaat het LFI uit van IV- en datavoorzieningen die gebruikt, beheerd en ontwikkeld worden in de koude fase (voor de reguliere infectieziektebestrijding) en die opgeschaald en aangepast kunnen worden voor de inzet bij een pandemie.

Eind 2022 start de LFI met haar voorbereidende rol op een toekomstige pandemie. De dan geformuleerde crisisplannen leiden tot functionele requirements voor het platform dat door de GGD’en gerealiseerd wordt. In de aanloop daarnaartoe heeft de LFI de noodzaak al bestempeld voor schaalbaarheid, aanpasbaarheid en veiligheid als randvoorwaardelijk voor een effectieve inzet.[3]

 

Infectieziektebestrijding 3.0[4]

Het high level design (HLD) is een conceptuele uitwerking van de ketenarchitectuur om pandemisch paraat te kunnen zijn met ketenuitvoerders RIVM, de GGD’en en de GGD GHOR NL. Waar de inzet van het LFI zich onder meer concentreert op processen, organisatie en de vereisten die dat oplevert voor de ICT-infrastructuur, is het HLD een vertaling van die vereisten naar plannen voor een ketenbrede inzet van digitale ondersteuning.

Het HLD kent de volgende randvoorwaarden voor de inrichting van het IV- en datalandschap:

  1. Het IV-landschap is aantoonbaar schaalbaar en wendbaar, maar ook robuust en betrouwbaar.
  2. Gegevensuitwisseling is digitaal, geautomatiseerd en gestandaardiseerd binnen het pandemisch zorgnetwerk.​
  3. Processen met een grensoverschrijdend of nationaal karakter zijn uniform en lokaal uit te breiden en worden ondersteund door IV.​
  4. De gegevenskwaliteit wordt continu en geautomatiseerd bewaakt.​
  5. Het ICT-landschap is voorbereid op digitale dienstverlening aan burgers. De ‘burgerreis’ (in analogie met de klantreis) kan flexibel worden ondersteund.​
  6. Generieke en specifieke functies kunnen vanuit één platform worden geserviced.​
  7. Alle functies voor security, privacy en compliance vallen binnen de controle van de uitvoerende organisaties.

Gewenste oplossing

Een gedeeld platform voor digitale ondersteuning is een antwoord op de uitdagingen die gesteld zijn: een informatievoorziening voor de reguliere infectieziektebestrijding die geschikt is voor opgeschaald gebruik. De diensten worden daarbij modulair opgebouwd met gegevens (data) als het fundament voor de inrichting. Het platform gaat het uit van de conceptuele architectuur, uitgangspunten en ontwerpkaders die gesteld zijn in het HLD.

Het platform biedt een oplossing voor terugkerende (gezamenlijke) uitdagingen (voor verschillende klantprocessen). Ter illustratie noemen we de inzet van The Identity Hub (TIH) voor Identity & Access Management. De voorziening is een modulaire die gedeeld wordt voor toepassing in de digitale ondersteuning voor meerdere processen. Het is een generiek, schaalbaar bouwblok dat de uitgangspunten en opzet van het platform van de toekomst al omarmt.

Wat betekent ‘platform van de toekomst’?

Onder het begrip platform verstaan we het fundament[5] onder de gezamenlijke IV-diensten voor de publieke gezondheidszorg door de GGD’en en GHOR-bureaus, het heeft koppelvlakken naar regionale platforms, applicaties en gebruikers. Het platform bevat alle generieke, technische voorzieningen die als nutsvoorzieningen steeds opnieuw nodig zijn voor gezamenlijke en specifieke applicaties en datasets binnen de domeinen van de PG.

Het platform van de toekomst biedt buiten de (landelijke) voorzieningen voor de infectieziektebestrijding en pandemische paraatheid, een basis(data)voorziening die stoelt op de zekerheid van schaalbaarheid, wendbaarheid, veiligheid (privacy en security) en compliancy voor:

  • Applicaties van individuele GGD’en voor inzet binnen het eigen domein op basis van de vraag van GGD’en.
  • Applicaties die GGD’en ter beschikking willen stellen aan andere GGD’en. In dit geval kan het platform gezien worden als een walled garden: gedeelde veilige IV-voorzieningen voor de GGD’en in Nederland.
  • Datakoppelingen (VZVZ, CBS, GeoData) die op een veilige en eenduidige manier vanuit één voorziening ter beschikking (kunnen) worden gesteld aan de GGD’en.
  • Generieke voorzieningen, zoals een landelijke toegang tot IZB-data en IZB-basisregistratie.
  • Generieke applicaties waaronder GGD Contact en MUIZ.

Het generieke karakter van de voorzieningen in het platform maakt het denkbaar dat het op den duur ook toegepast kan worden voor de digitale ondersteuning op andere gebieden binnen de reguliere gezondheidszorg die door de GGD’en worden voorzien.

De gezamenlijke (basis)voorzieningen die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld door de GGD’en met GGD GHOR NL vormen het startpunt van de roadmap die gebruikt wordt voor de realisatie van het platform.

 

Financiering en governance

Om in korte tijd digitale ondersteuning te kunnen inzetten bij een pandemie kan de voorziening voor de warme fase niet bestaan zonder een inrichting in de koude fase. Aanjager voor de inrichting is pandemische paraatheid waarbij de andere IZB-dienstverlening gebruik kan maken van de structurele verbeteringen die dat met zich meebrengt.

  • De VWS-begroting moet voorzien in de middelen om aan de eisen van het LFI te kunnen voldoen voor de voorzieningen voor pandemische paraatheid, dat wil zeggen: het gebruik in de warme fase.
  • Voor wat betreft de vereisten van het gebruik van digitale ondersteuning in de koude fase (de ondersteuning van de basisvoorzieningen) voor de bestrijding van infectieziekten, zijn de GGD’en opdrachtgever als onderdeel van hun wettelijke taak.

 

Randvoorwaarden

Om te kunnen starten met de realisatie zijn de volgende randvoorwaarden zijn van toepassing (na het opstellen van een transitieplan voor het platform van de toekomst):

  • Beschikbaarheid van financiering (met akkoord van het ministerie van Financiën). Het uiterste moment waarop die financiering geborgd moet zijn, is bij oplevering van de transitieplannen van het platform van de toekomst. Mocht de noodzakelijke financiering achterwege blijven dan zullen GGD’en, GGD GHOR NL en de ketenpartners, om pandemisch paraat te zijn, voor wat betreft IV-voorzieningen moeten steunen op de inrichting waarin de LCCB heeft voorzien. De beperkingen die eerder genoemd zijn, blijven dan echter bestaan.
  • Duidelijke afspraken over de governance van (de realisatie van) het platform van de toekomst. Daarnaast moet duidelijk zijn wat de rol van GGD GHOR NL is binnen de ‘vereniging 3.0’ en dat de werkzaamheden die voor het platform worden uitgevoerd voor, namens en met de GGD’en worden gedaan.
  • Aanwezigheid van een wettelijk fundament voor het gebruik van een gedeeld platform (inclusief noodzakelijke aanpassingen in de bestaande wetgeving).

 

Uitgangspunten en architectuurprincipes

Het doel van het werken met architectuurprincipes is dat de informatievoorziening optimaal functioneert en dat de onderdelen binnen de informatievoorziening een logische opbouw hebben en in samenhang samenwerken. Het werken onder architectuur zorgt ervoor dat veranderingen in de informatievoorziening gestructureerd kunnen worden uitgevoerd met de beschreven visie voor ogen.

Kaders die voor de uitwerking van het platform van de toekomst worden gehanteerd, zijn de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA) en de Publieke Gezondheid Referentie architectuur (PURA). PURA biedt een gedeelde basis om samen aan een vraaggerichte informatievoorziening te bouwen binnen de publieke gezondheid. PURA heeft primair de GGD’en en GHOR-organisaties in het vizier, maar houdt rekening met de relaties en samenhang met andere organisaties in de publieke gezondheid.

 

Voor de ontwikkeling van het platform hanteert het platform van de toekomst daarnaast twee fundamentele ontwerpprincipes die geformuleerd zijn in het HLD:

  • Data-centrisch:eenduidige en veilige data vormt het fundament. ​Voor de wendbaarheid en de opschaling van processen en systemen is een stabiel, eenduidig datafundament cruciaal. Zo kan een groot aantal verschillende partijen onder tijdsdruk effectief blijven handelen op basis van dezelfde informatie(gegevens). Levensduur van data is immers langer dan die van processen en applicaties. Ook wordt zoveel mogelijk vermeden dat telkens ‘verplaatst moet worden tussen applicaties’ of dat data door gebruik van gesloten SaaS-oplossingen ‘opgesloten’ blijft in applicaties.

Datasets zijn daarnaast consistent beschreven en richten gezamenlijk de data-governance erop in. Daarvoor moet standaardisatie het uitgangspunt zijn bij de registratie (in plaats van standaardiseren op de koppelvlakken). Eveneens is het gebruik van (data)standaarden als OpenEHR en FHIR voor de medische datasets noodzakelijk.

Datacentrisch werken stelt de gegevens in logische zin centraal maar impliceert niet dat de data ook fysiek op één plek dienen te worden opgeslagen. Voor de implementatie van verschillende datasets zijn er verschillende oplossingen zoals eigen registratie, real-time inzage in gegevens (datavirtualisatie) en uitwisseling met behulp van berichtenverkeer.

  • IT Bouwstenen: vormen de basis van de informatievoorziening. Voor de beheersbaarheid van de infrastructuur wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van generieke bouwstenen voor (generieke) functionaliteiten binnen de infectieziektebestrijding: de diensten worden daarmee modulair opgebouwd met een maximale interne samenhang en minimale externe koppelingen.

Waar de huidige voorzieningen voor de infectieziektebestrijding veelal (verkokerde, horizontale) end-to-end SaaS-oplossingen zijn, maken we voor het platform van de toekomst zoveel mogelijk gebruik van verticale (kleinere, generieke) functionaliteiten die ingezet kunnen worden voor verschillende infectieziekten. Daarmee vergroten we enerzijds de beheersbaarheid van het IV-landschap. Het verkleint immers de wildgroei aan oplossingen voor soortgelijke uitdagingen van de verschillende infectieziekten.

Daarnaast zorgt het ook voor meer wendbaarheid in de keuze van leveranciers. De uittredingsdrempel is immers groter bij de vervanging van een verzameling functionaliteiten (van één leverancier), zoals de huidige inrichting bepaalde IZB-processen waaronder HPV18+, iTBC, MPeX en CoronIT. Dat heeft immers een grotere impact en risico dan wanneer voorzieningen worden vervangen die een kleinere functionaliteit binnen een proces bedienen (zoals bij een modulaire opbouw het geval is).

Bij de realisatie van de bouwstenen kijken we nadrukkelijk naar standaarden en oplossingen die binnen de sector al aanwezig zijn.

De generieke bouwstenen binnen het platform zijn:

  1. PG Data Service waarin de eigen data van de GGD veilig wordt opgeslagen en ontsloten;
  2. Koppelvlak voor data-uitwisseling met (externe) partners en bestaande applicaties (API platform);
  3. Digitale Identiteit voor professionals, burgers, partners, beheerders en devices;
  4. Security Monitoring op de data en applicaties die gebruik maken van het platform;
  5. Clouddiensten voor de hosting van data en applicaties.

Het landschap van de GGD’en bevat nog een aantal gezamenlijke applicaties die nog niet voldoen aan de gewenste architectuur (de zgn. legacy applicaties)[6]. Om deze toepassingen toch veilig aan te kunnen bieden worden er tijdelijk extra voorzieningen gecreëerd:

  1. Veilig netwerk dat dataverkeer tussen legacy-applicaties beveiligt.
  2. Applicatiedistributie om gebruikers gecontroleerd toegang te geven tot legacy-applicaties.
  3. Optimalisatie van gebruik van de huidige legacy-applicaties door middel van automatisering, beheer en IT4IT.

 

Aanpak

De inzet van het themateam ‘platform van de toekomst’ moet uiteindelijk leiden tot een transitieplan om de inrichting van het platform (gefaseerd[7]) op basis van prioriteit (gesteld door de GGD’en) in te voeren. De doelstelling van het team is: ervoor zorgen dat we met de GGD’en, met ketenpartners en leveranciers een platform kunnen implementeren dat de uitdagingen (waaronder pandemische paraatheid) op het gebied van infectieziektebestrijding effectief, efficiënt en klantvriendelijk kan oplossen.

Het uitgangspunt van het team is te komen tot een transitieplan. De insteek is om gefaseerd te werk te gaan, gebruikmakend van tollgates. Die tollgates zijn enerzijds een formeel moment om vast te stellen dat aan de vereisten van de stakeholders wordt voldaan. Anderzijds wordt bij de tollgates de check gedaan of we voldoen aan alle noodzakelijke randvoorwaarden om door te gaan naar de volgende fase (waaronder funding, overeenstemming, etc.).

De taak van het team zit erop als de feitelijke transitie naar het doelplatform kan starten. Daarvoor moet aan juridische en budgettaire randvoorwaarden zijn voldaan. En moet de oplossing voor de GGD’en en de stakeholders herkenbaar en werkbaar zijn. Tenslotte moet ook worden voldaan aan de noodzakelijke organisatorische wijzigingen die nodig zijn bij de ketenpartners en GGD’en (op basis van een business-roadmap).

 

Procesopzet, tollgates en deliverables inrichting platform

De volgende activiteiten worden door het team gestart, gecoördineerd en waar nodig bijgestuurd (vervolg). De processtappen die met elkaar leiden tot een transitieplan voor implementatie worden afgesloten met tollgates waarmee kwaliteit, effectiviteit en herkenbaarheid van de wijziging geborgd wordt.

  • Doelarchitectuur van het landschap:

De logische uitwerking van bouwblokken in IT-concepten en principes in een enterprise architectuur en een domeinarchitectuur.

  • Aanvulling en toetsing van ontwerpprincipes vanuit het HLD.
  • Kennisvergaring en verzamelen best practices.
  • Kaderstelling: uitwerking vereisten vanuit wetgeving, normen en principes. De kaders van het LFI komen daarin terug net als de ontwerpprincipes die in het HLD zijn genoemd.

Tollgate: akkoord op de doelarchitectuur en goedkeuring voor verdere uitwerking.

  • GAP analyse op basis van doelarchitectuur:

De bepaling van impact en benodigde functionaliteiten om te kunnen voldoen aan de doelarchitectuur.

  • Inventarisatie van de huidige voorzieningen voor digitale ondersteuning (IST).
  • Uitwerking van de gewenste/benodigde inrichting (SOL) op basis van generieke functionaliteiten.
  • Ontwikkeling van een technische roadmap (inclusief prioriteiten van ontwikkeling van het platform). Om te voorkomen dat de realisatie van het platform de dienstverlening vanuit leveranciers van (bouwstenen van) het platform leidt tot een uitdaging voor de benodigde capaciteit op andere gebieden (voor GGD’en) wordt in de uitwerking van de roadmap rekening gehouden met de inzet van leveranciers op die andere gebieden.
  • Plan voor de feitelijke realisatie van de technische roadmap: het transitieplan.

 

De implementatie van het platform zal ook gefaseerd verlopen. Daarbij onderscheiden we de volgende stappen:

  • Fase I: Inrichting van het platform (basisvoorziening) en aansluiting regionale platforms.
  • Fase II: Deployment voor de IZB-basisregistratie, van generieke applicaties en inrichting van de hiervoor benodigde beheerorganisatie.
  • Fase II: De realisatie van het platform en de mogelijkheid om GGD’en en applicaties te laten overbrengen.

 

[1] Rapport Verwey-Jonker Instituut: Versterking van de publieke gezondheid. Advies over het belang van een sterke publieke gezondheid en gezondheidsbevordering. https://www.verwey-jonker.nl/wp-content/uploads/2021/06/321080_Versterking_van_de_publieke_gezondheid_WEB.pdf

[2] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/06/03/kabinet-richt-nieuwe-crisisorganisatie-op-voor-bestrijding-toekomstige-pandemieen

[3] Kabinet richt nieuwe crisisorganisatie op voor bestrijding toekomstige pandemieën | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl

[4] Toekomstgerichte informatievoorziening voor infectieziektebestrijding. v. 1.0 INTERNE VERSIE aan CIO’s RIVM en GGD GHOR NL INTERN aan CIO’S RIVM en GGD GHOR NL v. 1.0 dd. 14 juni 2022.

[5] Dit fundament wordt in de praktijk ook ‘digitale snelweg’, ‘motorblok’ of ‘digitaal fundament’ genoemd.

[6] De inventarisatie hiervan volgt na uitwerking van de doelarchitectuur in een GAP-analyse. Daarbij wordt gekeken naar de basisvoorziening, legacy-applicaties en de delta tussen de huidige voorzieningen (IST) en de beoogde inrichting (SOL). Bij de bespreking van de aanpak van het team worden beide fasen verder toegelicht.

[7] Bij de uitwerking van de vervolgstappen (zie hierna) worden fasen aangeduid. Bij de uitwerking van de GAP-analyse wordt ook een technische roadmap opgesteld waarin wordt aangegeven in welke fasering de realisatie van het platform zelf vorm krijgt. In het transitieplan wordt daarnaast per voorziening binnen IZB, pandemische paraatheid en indien opportuun bij andere domeinen van de GGD’en gekeken welke fasering daarvoor mogelijk is.

iStrategie thema 4 – Innovatieatelier voor de publieke gezondheid

Wat verstaan we onder innovatie?

Het thema innovatieatelier voor de publieke gezondheid (PG) is een thema dat sterk verbonden is met de andere drie thema’s. Samenwerken en governance (thema 1), dataplatform en standaarden (thema 2) en flexibel en schaalbaar platform (thema 3), ondersteunen innovatie en vice versa.

Innovatie kan zowel katalysator en activator zijn of soms zelfs een randvoorwaarde. Innovatie richt zich op vernieuwing en verbetering, is soms klein met grote impact of is soms groot maar met impact op een kleine groep of domein.

We hanteren een brede definitie van innovatie, te weten: de verbetering of vernieuwing van de publieke gezondheid-processen (bijvoorbeeld infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg), PG-dienstverlening, PG-producten, PG-informatiesystemen[1], als ook overleggen en samenwerkingsvormen die geënt zijn op de verbetering en het efficiënter maken van de PG-dienstverlening en processen. Met als algemeen doel: bijdragen aan de publieke gezondheid waarbij de burger en professional centraal staan en die toegankelijk is voor iedereen.

Verschillende vormen van innovatie

Innovatie door meer samenwerking en andere werkwijzen

Niet alleen technologische ontwikkelingen zijn innovaties, ook de verbetering in processen en samenwerkingen tussen (zorg)partners en het ontwikkelen en toepassen van nieuw methodieken kunnen worden gezien als innovaties in de PG. Zo werken de GGD’en op meer GGD-domeinen met elkaar en met partners samen – regionaal of landelijk – over overheidsdomeinen heen. Op die manier doen het fysiek – en sociaal domein steeds meer samen, denk aan een gezamenlijke aanpak voor overgewicht bij kinderen (scholen, winkeliers, sportverenigingen, stadsplanning, en GGD’en). Dit staat nog wel in de kinderschoenen. Ook weten GGD’en vaak niet van elkaar welke innovaties zij toepassen in de dagelijkse praktijk.

Innovaties zoals het blijvend optimaliseren van werkprocessen (slimmer organiseren, meer digitale dienstverlening) zijn nog lang geen natuurlijk gegeven voor veel GGD’en. Door het digitaliseren van processen leggen we eenduidig en gestructureerd data vast. Data die een bron zijn voor analyse en datagedreven werken (met uiteraard altijd oog voor privacy).

De cliënt of patiënt staat uiteraard altijd centraal bij het verlenen van (acute) zorg of begeleiding. Voor het ontwerpen van een effectief, gedigitaliseerd werkproces kan bijvoorbeeld een werkwijze of analysemiddel zoals klantreizen veel vaker en meer ingezet worden. Bij klantreizen wordt de betreffende GGD-dienstverlening door de ogen van de klant gezien aan de hand van de zogenaamde user stories (persona’s).

Innovatie door data

De laatste jaren is er al veel geschreven over informatiegestuurd werken, datagestuurd werken, big data etc. Het voornemen voor een basisregistratie PG opent meer mogelijkheden voor patroonherkenning en onderzoek als het gaat om gezondheid binnen bepaalde doelgroepen en de factoren die van invloed zijn. Ook kan beter worden gekeken naar interventies: welk effect hebben bepaalde regionale of landelijke (GGD) programma’s op houding en gedrag etc.?

Probleem hierbij is dat veel PG-data nog opgesloten zitten in systemen of silo’s in de diverse ketens en domeinen. De grote uitdaging is het delen van data inclusief de daaraan verbonden ethische – en privacyvraagstukken. Het is belangrijk innovaties te omarmen die het delen van data bevorderen en laten zien dat duurzaam meerwaarde gecreëerd kan worden voor de PG. ‘Innovatie door samenwerken’ in ketens en in domeinen (vooral over domeinen) zal zeker een katalysator kunnen zijn voor ‘innovatie door data’ als het gaat om het delen van data.

 

Innovatie door data – met standaarden als fundament

Onderlegger voor ‘innovatie door data’ is de mate waarin de informatievoorziening is geregeld. Of anders gezegd: de mate van aanwezigheid van standaarden voor het vastleggen van de PG-gegevens. Hierdoor is het mogelijk om de interoperabiliteit, de communicatie tussen informatiesystemen, te verbeteren en sneller aan te sluiten bij actuele behoeften vanuit de interne en de externe omgeving. Daarom is ons uitgangspunt dat gegevens die binnen het domein van de PG worden vastgelegd, generiek en eenduidig moeten zijn.

De standaarden hiervoor worden vooral binnen thema 2 ‘Impact door datagestuurd werken’ uitgewerkt. Standaarden voor data vinden we in ‘voor toepassing beschikbare standaarden’ zoals Zorg Informatie Bouwstenen (ZIB) en Detailed Clinical Models (DCM)[2].

Daarbij kunnen we nog een stap verder gaan door niet alleen standaarden te formuleren voor het vastleggen van gegevens, maar ook voor de processen waarmee de data worden verzameld en vastgelegd. Met dergelijke standaarden kun je tevens generieke en specifieke modules ontwerpen die de basis kunnen zijn voor uit te zetten aanbestedingen en het bouwen van informatiesystemen.

De uitkomst van het toepassen van standaarden is dat de uitwisseling van gegevens niet alleen sterk verbetert maar de beschikbaarheid van data ook beter toegankelijk is. Hierdoor kunnen actuele, realtime dashboards en rapportages beschikbaar worden gesteld. Naast het creëren van dergelijke (stuur)informatie kan analyse van deze data meerwaarde creëren voor verschillende vraagstukken. Bijvoorbeeld om de inzet van personeel te flexibiliseren op basis van cliëntsegmentatie, risicoprofilering, vroegsignalering en/of beslissingsondersteuning via AI. Maar ook voor interne processen zoals (capaciteits)planning. Daarnaast kun je denken aan verbindingen via real time koppeling (API) met andere applicaties en producten die data genereren, of verrijking met andere data sets uit het publieke of sociale domein.

Een andere vorm van standaardisering die nog in ontwikkeling is, is de inzet van (en transitie naar) semantische technologie in de PG. Semantische technologie richt zich op het vastleggen van de betekenis van gegevens ongeacht hun format, en kennis over gegevens en hun onderlinge samenhang (bijvoorbeeld tussen meerdere standaarden), op een manier die voor mens en machine begrijpelijk is. Dit draagt bij aan de kwaliteit, interoperabiliteit en integratie van data, en bredere inzetbaarheid van kunstmatige intelligentie.

Innovatie door technologie

Technologische ontwikkelingen zijn onmiskenbaar de motor achter innovatie. Bekend zijn de technologische innovaties van eHealth-toepassingen die ons werk vergemakkelijken of ingrijpend kunnen veranderen: van gezondheidsapps tot thuismonitorapps, van online afspraken maken tot online consulten (beeldbellen, chatten), van robotisering tot blockchain. Er zijn vele gezondheidsapps die claimen je te kunnen helpen bij mentale problemen of met afvallen en die zelf monitoren (harstslag, bloedruk). De GGD-appstore is al enige jaren actief en beoordeelt veel gezondheidsapps op hun gezondheidsclaims. Verder neemt thuismonitoring toe (zeker bij de care en cure), denk aan het op afstand uitlezen van bloeddrukgegevens en zelfmonitoring door bijvoorbeeld ‘wearables’. Het voert hier te ver om alle technologische ontwikkelingen te noemen maar technologie is altijd een sterke stimulans én motor voor innovatie.

 

Noodzaak: innovatie draagt bij aan de resultaten van de GGD’en 

Waarom is innovatie een noodzakelijke beweging voor de GGD’en en GGD GHOR NL om hun maatschappelijke taak verantwoord te kunnen blijven uitvoeren? We schetsen eerst een aantal ontwikkelingen, dat samen de omgeving kenmerken waarin de GGD’en momenteel werkzaam zijn.

 

Omgeving GGD’en

Maatschappelijke ontwikkelingen en verwachtingen:

  • Minder zorgpersoneel door onder andere vergrijzing van het personeelbestand.
  • Digitale dienstverlening is de norm geworden, ook voor doelgroepen die traditioneel niet als digitaal vaardig werden gezien. Tegelijkertijd blijft juist voor de GGD het bereiken van niet-digitaal vaardige groepen voorop staan. Dit laatste is belangrijk om de verschillen in gezondheid tussen groepen mensen (bijv. hoge-lage SES) niet nog meer te vergroten.
  • Webwinkels en flitsbezorgers zetten de trend qua responsiviteit: mensen willen direct geholpen worden.
  • Cliënt wil regie over eigen gezondheid.

 

Politieke ontwikkelingen:

  • Het regeerakkoord legt de nadruk op het beheersen van de toenemende zorgkosten, maar spreekt ook, al is het summier, over het doorzetten van doelen van het eerste preventieakkoord.
  • Onlangs is het Preventie Manifest 2022 aan het kabinet aangeboden, ondertekend door onder andere GGD GHOR NL en vele andere organisaties. Dit manifest vraagt opnieuw aandacht voor het door ontwikkelen van de doelen en middelen voor preventie (positieve gezondheid) die onder meer een sterke multidisciplinaire en integrale aanpak vergt en eigenlijk ook een andere vorm van financiering.
  • Lessons learned, ook na de COVID-19 pandemie, zijn onder andere dat een gezonde leefstijl loont, al zijn er nog relatief veel onbegrepen gevallen van langdurige covid onder zeer diverse groepen mensen.

 

Ontwikkelingen zorgwereld: innovaties en digitalisering:

  • Digitalisering en miniaturisering bieden steeds meer mogelijkheden voor zelfdiagnostiek. Thuistesten en thuismetingen krijgen een grotere rol. Monitoring van gedrag- en gezondheidsparameters via wearables, digital devices en in mobiele – en huisomgeving verhoogt de mogelijkheid om een sneller, accurater en vollediger beeld te krijgen.
  • Om de patiënt meer regie over de eigen gezondheid te geven (en beter zicht te geven op het delen van hun gegevens) werkt het ministerie van VWS aan een stelsel (Medmij) van door marktpartijen aangeboden persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO) waarop zorgaanbieders aansluiten. Parallel daaraan zetten de zorgaanbieders zelf meer in op portalen (Santeon initiatief).
  • Internationale partijen ontwikkelen initiatieven om op commerciële basis digitale toegang tot de zorg aan te bieden (platformisering).
  • Robotica wordt steeds meer common practice in zowel interactie en communicatie als in het overnemen van (routinematige) taken.
  • Technologie wordt toegepast om lager geschoold of minder ervaren personeel (of tijdens opleidingen/stages) in te zetten voor hoger gekwalificeerde taken. Denk aan het op afstand meekijken via slimme brillen, AR-applicaties of beeldbellen.

Of we nu gedwongen worden door demografische ontwikkelingen, door een crisis, door burgers die meer digitale dienstverlening verwachten, we zelf constateren dat bepaalde processen anders moeten of dat we onze focus meer verleggen richting preventie… feit is:

Innovatie doen we al en moeten we blijven doen, maar vooral vaker en meer samen, bewuster en gerichter.

Immers, gezondheid en een gezonde leefstijl kennen vele aspecten die integrale samenwerking nodig hebben. Deze samenwerking zal alleen maar toenemen (van care en cure naar preventie). Die veranderingen worden gesteund door innovatie en hebben vaak een digitaliseringscomponent.

Dit vergt een soepele samenwerking binnen ketens en over domeinen heen, en zeker ook een flexibele en schaalbare informatievoorziening en ICT zowel bij GGD GHOR NL als bij de GGD’en zelf. Soms moet ook proefondervindelijk worden uitgevonden wat werkt.

Kortom, innovatie is en blijft nodig. Het levert een bijdrage aan:

  • Reductie van kosten door af te stappen van ‘eilandautomatisering’ naar ‘interoperabele automatisering’ en door de inzet van technologische ontwikkelingen voor nieuwe tijdbesparende en een efficiëntere uitvoering van de dienstverlening. Let op: ‘kosten voor de baten-investeringen’ in tijd en geld zijn nodig.
  • Een snellere reactie op veranderende eisen vanuit de eigen organisatie en de maatschappij door de toepassing van innovatieve technische mogelijkheden.
  • Meer regie door burgers over hun (gezondheids)data, of dit nu komt van zelfmonitoring of uit hun medische dossiers. Zelfregie en zelfservice kunnen ingezet worden om zorgpersoneel ook gerichter te kunnen inzetten. Houd wel aandacht voor het feit dat meer inzetten op zelfregie en zelfservice door digitalisering, de sociaaleconomische gezondheidsverschillen kunnen vergroten en verschillende gesegmenteerde strategieën moeten worden ingezet.
  • Preventie en gezonde leefstijl (bij uitstek het domein van de GGD’en) worden steeds belangrijker. Daarbij spelen data (patroonherkenning) maar ook bijvoorbeeld de persoonlijke gezondheidsomgevingen een belangrijke rol. GGD’en moeten kunnen aansluiten op deze persoonlijke gezondheidsomgevingen en borgen dat GGD-informatie ook daar terecht komt.

Gedragsverandering is daarvoor erg belangrijk. Vragen hierbij zijn: welke digitale hulpmiddelen kunnen we hiervoor inzetten? Welke methoden werken? Wat kunnen we leren van social media (denk aan nudging), etc. Digitalisering biedt juist kans om gedragsverandering af te stemmen op het individu en de context.

Randvoorwaarden voor succes

Voor bloeiende innovatie, zijn een aantal randvoorwaarden vereist:

  • Lef. Durf innovaties een kans te geven. Niet kunnen bestaat niet, het is een kwestie van gewoon doen maar dat vraagt om een cultuuromslag.
  • Neem organisatie(s) vanaf het begin mee en maak capaciteit en geld vrij; maak businesscases van innovaties.
  • Formuleer een visie op de realisatie: doe dat zelf of met (externe) partners, open source etc. Denk aan langdurige samenwerkingsvormen zoals living labs.
  • Calculeer mislukking in, juist hiervan wordt geleerd.
  • Zet privacy en veiligheid hoog op de agenda.
  • Regel beschikbaarheid van inhoudsdeskundigheid, interoperabiliteit (standaarden) en technologische ontwikkelingen.
  • Heb aandacht voor borging binnen de organisatie of het domein.
  • Vermijd te grote focus op producten of puntoplossingen; verandering van processen en informatie (data) heeft grotere impact.

Doel en resultaat van innovatie

Net als bij vele innovaties geldt: klein starten maar vooral gewoon beginnen. Dit houdt nu in: een werkomgeving creëren voor innovatie binnen de PG. In het najaar van 2022 zal onderstaande verder uitgewerkt worden door het themateam (doorlooptijd maximaal drie maanden).

 

Voorbereiding op het Innovatieatelier, najaar 2022

Het (nog verder samen te stellen) themateam Innovatieatelier zal:

  1. Overzicht creëren van de belangrijkste, voor de PG relevante innovaties en de lessons learned. Dit betekent vooral: de bestaande overzichten bij elkaar brengen en waar nodig actualiseren. Hierbij worden de resultaten van het eerdere innovatienetwerk ook meegenomen, dat netwerk van GGD GHOR NL is samenwerking met de GGD’en was van 2013 tot 2017 landelijk actief.
  2. Een aanzet geven tot het vormen van een PG innovatie en netwerkcommunity. Daarbij zoeken we aansluiting met al bestaande communities, onderzoekers universiteiten, onderwijs en techpartners zoals TNO. Na deze drie maanden is er een kern PG innovatie community gevormd die bestaat uit PG-innovatiemanagers, trekkers en adviseurs uit het PG-domein van GGD, onderwijs en techpartners die de community levend houden en verder gaan uitbouwen (inclusief een plan van aanpak hoe dat gebeurt en wat daarvoor nodig is).
  3. Het onderwerp innovaties door data oppakken maar bij voorkeur ook andere typen innovaties. Innovatie door data is kansrijk als het gaat om een bijdrage aan vroegsignalering en trends etc. Ook is het van meerwaarde voor preventie en informatiegestuurd werken. Kortom, we onderzoeken welke kansrijke initiatieven we in 2023-2025 kunnen starten en welke bestaande initiatieven landelijk verder gebracht moeten worden of versterking kunnen gebruiken. Ook innovaties die bijdragen aan een fundament en standaardisering kunnen hier onder vallen. Bijvoorbeeld het verder ontwikkelen van een ZIB (Zorg Informatie Bouwstenen) voor Seksuele gezondheid en de BDS (basisdataset) voor de JGZ.
  4. Een innovatiegereedschapskist samenstellen die innovatieprocessen ondersteunt. Denk hierbij aan:
  • werkvormen (agile -/scrum teams, living labs, incubatieplaatsen)
  • werkwijzen (klantreizen, agile -/scrum aanpak, Delhpi methode, Design Thinking method, etc.)
  • checklijst/gebruiksaanwijzing voor het starten van innovaties (criteria, randvoorwaarden, benodigde elementen)
  • adviezen hoe innovaties te borgen
  • netwerk van adviseurs
  • en zo nodig een lijst van organisaties en bedrijven die deze innovaties kunnen begeleiden
  1. Bij de DPG IV regieraad:
  2. aangeven wat er (minimaal) verder nodig is (voorstel voor governance, middelen en mensen) om het thema innovatie in de periode 2023-2025 door te ontwikkelen en blijvend in te bedden in de bedrijfsvoering bij GGDGHOR NL en de GGD’en;
  3. een eerste versie van een roadmap innovatie aanbieden met kansrijke innovaties door data, maar ook een aantal kansrijke PG innovaties door samenwerking en innovatie door technologie.

 

IV-2  Wat is nodig in de komende drie maanden?

  • Trekker focusteam/kwartiermaker Innovatieatelier PG (PGIM) –  2,5 dagen per week.
  • Minimaal drie informatiemanagers van de GGD’en, bij voorkeur van GGD’en die al werken aan de verschillende soorten innovaties – 1,5 dag tot 2 dagen per week.
  • Innovatiemanagers PG, bij voorkeur uit de GGD-domeinen of in ieder geval PG zorggerelateerd – 1 tot 2 dagen per week.
  • Adviseur voor het opstarten van innovaties (criteria, randvoorwaarden etc.) en gereedschapskist (werkwijze, werkvormen etc.) – 1 dag per week.
  • Projectsecretaris – 1 tot 2 dagen per week.
  • Beschikbaarheid trekkers andere focusteams voor afstemming.

 

 Dit deel van de notitie kwam tot stand dankzij de inbreng van:

Leden Focusgroep: Lejo Bouma (GGD Drenthe), Karin Tang (GGD Amsterdam)

Leden Klankbordgroep: Bianca Krabbenborg (GGD Zuid-Limburg), Petra van Tiggelen (GGD Amsterdam), Laura Steenbrink (GGD GHOR), Erwin Tak (Gemeente Den Haag), Frank Müller (GGD GHOR), Arend de Jong (Gemeente Den Haag/GGD Haaglanden), Maranco Christiaans (GGD Hart voor Brabant)

IV-regiegroep: Hans Kox (DPG GGD Drenthe)

 

[1] Informatiesysteem is het geheel van mensen (rollen), processen en software.

[2] Bron Wikipedia: Het doel van DCM is het geven van nauwkeurige, semantisch consistente gegevens en terminologiespecificaties en procesregels die vergelijkbaar zijn en gedeeld kunnen worden tussen meerdere zorgaanbieders, gezondheidszorginstellingen en op standaarden gebaseerde Healthcare Informatie Technologie (HIT)[1]. Deze kunnen vervolgens worden gebruikt voor de eenmalige vastlegging in elektronische dossiers (zoals het EPD en een persoonlijk gezondheidsdossiers, PGD), in elektronische uitwisseling van gegevens, en op een eenduidige manier kunnen worden aangewend voor secundair gebruik ten behoeve van kwaliteitszorg, statistiek en facturering, en voor gebruik in beslissingsondersteunende systemen.