Het vandaag gepresenteerde onderzoek naar herhaalde handhavingsadviezen biedt handvatten voor nog beter risicogestuurd toezicht.
Het laat zien waar inzet van toezicht en handhaving het meest nodig en impactvol is. De Inspectie voor het Onderwijs onderzocht samen met GGD GHOR Nederland en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) kinderopvanglocaties met herhaalde handhavingsadviezen. Het ging daarbij om kinderopvanglocaties waarbij de toezichthouder drie jaar achter elkaar een handhavingsadvies geeft aan de gemeente op basis van een tekortkoming op de kwaliteit.
De belangrijkste uitkomsten
Bij de locaties die herhaalde handhavingsadviezen krijgen valt een aantal zaken op:
- Het gaat vaker om kleinere (2 locaties of minder) dan om grotere houders (>10 locaties)
- Tekortkomingen hebben vaker betrekking op het beleid (pedagogisch en ten aanzien van veiligheid en gezondheid) van de houder, dan op het werk in de praktijk
- GGD’en en gemeenten maken zich zorgen over de kennis en kunde bij leidinggevenden van de locaties die een herhaald handhavingsadvies krijgen
- Locaties met een herhaald handhavingsadvies kennen relatief meer personeelswisselingen
- De betreffende locaties werken vaak niet met een systeem voor kwaliteitsborging
- Houders en leidinggevenden hebben vaak behoefte aan toelichting en dialoog over de geconstateerde tekortkomingen
Wat betekent dit voor toezicht
Dit onderzoek geeft ons meer inzicht in waar inzet van toezicht en handhaving het meest nodig is en de meeste impact heeft. Dit noemen we ‘risicogestuurd toezicht’. Wat we zien is dat binnen de groep voorzieningen met herhaalde handhavingsadviezen vaker sprake is van onkunde dan van onwil om de kwaliteit te verbeteren. In veel gevallen kent of begrijpt men wet- en regelgeving onvoldoende om de regels goed toe te passen. Daar zetten wij op drie manieren op in:
- Vanuit toezicht willen wij eraan bijdragen dat deze groep zo klein mogelijk is. Dat kan, omdat we goed in beeld hebben om wat voor locaties het gaat. We gaan kijken hoe we communicatie en informatie richting deze groep kunnen verbeteren. Doorlopend, maar ook bij de start van nieuwe voorzieningen
- Daarnaast werken we sinds 2017 met de werkwijze ‘Streng aan de Poort’. GGD GHOR Nederland en de VNG hebben deze ingevoerd om beter te kunnen waarborgen dat alleen kwalitatief goede opvangvoorzieningen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) komen. Voor gemeenten en GGD’en betekent ‘Streng aan de Poort’ dat de gemeente streng is bij het nemen van een besluit over een aanvraag tot exploitatie, en dat de toezichthouder het kindercentrum intensief onderzoekt.
Voor de houder betekent ‘Streng aan de Poort’ dat hij aan de kwaliteitseisen voldoet vanaf het moment dat de gemeente hem toestemming geeft tot exploitatie en het kindercentrum is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK).
- Tot slot heeft de toezichthouder per 1 jan 2019, de mogelijkheid om gedurende het onderzoek een herstelaanbod te doen. Daarbij wordt de houder in staat gesteld makkelijk op te lossen tekortkomingen te herstellen. Voor deze, makkelijk te herstellen tekortkomingen hoeft dan geen handhavingsadvies te worden afgegeven.
Over het onderzoek
Voor het onderzoek zijn kinderopvangvoorzieningen geselecteerd waarvoor de toezichthouder drie jaar achtereen een handhavingsadvies gaf aan de gemeente en die elk jaar minimaal drie tekortkomingen hadden, waarvan minimaal één tekortkoming met een hoge prioriteit. Denk daarbij aan tekortkomingen op het terrein van de beroepskracht-kindratio (bkr), of het niet beschikken over een geldige Verklaring omtrent Gedrag (VOG). Deze groep is vergeleken we met twee andere groepen: een groep waarvoor de gemeente in dezelfde periode van drie jaar geen handhavingsadviezen heeft gekregen en een groep waarvoor de gemeente in de eerste twee jaar wel, maar in het derde jaar geen handhavingsadvies meer kreeg. In totaal werden 231 locaties in 83 gemeenten meegenomen in het onderzoek. Ook werden uit de drie groepen houders geïnterviewd.
Link naar het onderzoek naar herhaalde handhavingsadviezen.