‘Als senior adviseur werk ik voor onze leden: de DPG’en. Zij geven aan wat er speelt bij hun GGD’en en wat ze belangrijk vinden. Als belangenbehartiger proberen we in hun behoeften te voorzien. Ik koppel landelijk aan regio: aan de DPG’en breng ik over wat een ministerie of andere belanghebbende wil, en vice versa.
Ik haal plezier uit het bedenken van een goede strategie. Die kan veel opleveren. Het ministerie van VWS vroeg bijvoorbeeld drie jaar geleden of de GGD’en iets konden betekenen voor de onverzekerde zorg – te veel Nederlanders waren onverzekerd. Toen hebben we het Meldpunt Onverzekerden Zorg opgezet. Alle GGD’en doen mee. In het begin kregen we vijf meldingen per maand, nu 12.000 per jaar. Over een paar jaar wordt de regeling opgenomen in de wet. De laatste jaren hebben de GGD’en een veel grotere rol gekregen voor kwetsbare groepen. Heel mooi dus.
Ik heb kennis en ervaring, en mijn jonge collega’s hebben vaak frisse ideeën. We luisteren naar elkaar, wat zorgt voor een prettig werkniveau.
In dit werk boek je succes soms pas na een lange tijd. Tien jaar geleden werd voor het eerst gesproken over de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvgg) en nu komt die er. Ik haal tevredenheid uit de kleine stapjes. En uit samenwerken! Ik prijs mezelf gelukkig met mijn collega’s, iedereen is goed opgeleid en ergens anders goed in. Zo heb ik kennis en ervaring, maar hebben de jonge collega’s vaak frisse ideeën. We luisteren naar elkaar, wat zorgt voor een prettig werkniveau.
Ik ben trots dat de GGD’en beter op de kaart staan en ik hoop dat ik daarin een rol heb gespeeld. Ook de GGD’en mogen zichzelf best wat vaker een schouderklopje geven. Daar zijn ze soms wat bescheiden in.’