
Aandacht voor anticonceptie- en condoomgebruik in de Week van de Liefde10 februari 2025
Er worden ieder jaar 200.000 jongeren seksueel actief. De Week van de Liefde is bedoeld om handvatten te bieden aan docenten. Via bewezen ...
Lees meerIn Nederland wonen we, afhankelijk van de regio, in meer of mindere mate dichtbij veehouderijbedrijven. De afgelopen jaren zagen we dat het aantal dieren per bedrijf veelal toenam terwijl het aantal bedrijven afnam (zie de infographics hieronder).
Daarnaast werden we in de laatste decennia geconfronteerd met enkele uitbraken van dierziekten, zoals de vogelgriep en de Q-koorts. Deze ontwikkelingen leidden ertoe dat er meer aandacht is gekomen voor de relatie tussen veehouderij en de gezondheid van omwonenden.
De uitkomsten van het RIVM-onderzoek Veehouderij en Gezondheid (VGO)[1], [2], [3] en het endotoxinen-onderzoek[4] benadrukken het belang om gezondheid mee te wegen bij ontwikkelingen van intensieve veehouderij, maar ook bij initiatieven zoals de bouw van gevoelige bestemmingen in de nabijheid van veehouderijen.
Om in te zoomen op deze infographic klikt u op deze link (klik hier).
Om in te zoomen op deze infographic klikt u op deze link (klik hier).
Bronnen
[1] Veehouderijen en gezondheid omwonenden (VGO), Maassen K, et al, 2016
[2] Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies). Analyse van gezondheidseffecten, risicofactoren en uitstoot van bio-aerosolen, Hagenaars T, Hoeksma P, de Roda Husman AM, Swart A, Wouters, 2017
[3] Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III – Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen; actualisering van gegevens uit huisartspraktijken 2014 – 2016, IJzermans CJ, Smit LAM, Heederik DJJ en Hagenaars TJ, 2018
[4] Emissies van endotoxinen uit de veehouderij, Ogink, N, et al. 2016
Veehouderijen stoten stoffen uit naar de omgeving. Hoeveel en wat er precies uitgestoten wordt, is afhankelijk van onder andere het soort en aantal dieren, het staltype en de bedrijfsvoering. Hieronder volgt een opsomming van een aantal belangrijke emissies.
Om in te zoomen op deze infographic, klikt u op deze link (klik hier).
1. Veehouderij is de belangrijkste bron van ammoniak in het milieu. Vooral in de stallen en de mestopslagplaatsen in de concentratie ammoniak hoog. Hoeveel wordt uitgestoten is afhankelijk van de diersoort, het staltype en de wijze van mestopslag. Ammoniak reageert in de lucht met daar aanwezige stoffen als stikstof- en zwaveldioxide tot ammoniumzouten. Dit is het belangrijkste onderdeel van secundair fijnstof.
2. Naast ammoniak komt er fijnstof uit de stallen vrij. Hieronder wordt verstaan in de lucht zwevende deeltjes van verschillende grootte, samenstelling en oorsprong. Er wordt onderscheid gemaakt tussen primair fijnstof, dat direct door menselijk handelen of door natuurlijke processen in de lucht terecht komt, en secundair fijnstof dat ontstaat na een chemische reactie in de lucht (zie ammoniak). Het primaire fijnstof uit de veehouderij (fractie PM2,5-PM10) bestaat onder meer uit fecale deeltjes, huid- en verendeeltje, biologische agentia en voedselbestanddelen.
In stallen komen relatief veel deeltjes groter dan 10 µm voor. Deze deeltjes zakken al na enkele tientallen meters naar de grond, waardoor de kans dat ze zich in de omgeving verspreiden klein is. Deeltjes kleiner dan 10 µm (PM10) blijven langer in de lucht zweven, verspreiden zich verder in de woon- en leefomgeving, en dringen dieper door in de luchtwegen waardoor ze tot klachten kunnen leiden.
Om in te zoomen op deze infographic klikt u op deze link (klik hier).
3. Verder komen er biologische agentia (= micro-organismen zoals bacteriën, parasieten, schimmels, gisten en virussen, of bestanddelen daarvan zoals endotoxinen) vrij. De achtergrondconcentratie in de buitenlucht is afhankelijk van seizoen, het weer, bedrijvendichtheid en diersoort. Ook de combinatie van op een bedrijf aanwezige dieren kan van invloed zijn op het eventuele risico voor de volksgezondheid. Dit heeft te maken met een mogelijk risico van uitwisseling van bacteriën of virussen tussen diergroepen (met bijbehorende kans op (voor de mens ongunstige) mutaties). Een voorbeeld van een vanuit volksgezondheid niet gewenste combinatie is het gemengd houden van varkens en pluimvee. Wanneer het aantal dieren per vierkante meter toeneemt kan een ziekteverwekker zich na introductie sneller verspreiden en gemakkelijker handhaven onder een grote veestapel.
4. Endotoxinen zijn een onderdeel van de buitenmembraan van gramnegatieve bacteriën. Ze komen vrij bij het afsterven van deze organismen. Vooral mest is een bron van endotoxinen in de stallucht. Endotoxinen kunnen zich, gebonden aan stofdeeltjes, via de lucht verspreiden. Ze binden zich vooral aan de wat grotere stofdeeltjes; in PM2,5 werd relatief weinig endotoxine aangetroffen.
5. Geur van een veehouderij is het resultaat van een mengsel van emissies, zoals waterstofsulfide, ammoniak en diverse vluchtige organische koofwaterstoffen (vetzuren, fenolen, et cetera). Het soort en aantal dieren, maar ook het stalsysteem, bepalen de mate van geuremissie. Voor de regeling geurhinder en veehouderij is per stalsysteem vastgesteld hoeveel geur een bepaald dier per seconde uitstoot. Varkens en kippen hebben relatief de meeste geuremissie, die van runderen is relatief laag. Een stal met vrije uitloop zorgt voor meer geuremissie dan een dichte stal met luchtwassers.
Publicatie 13/11/2023: Uit nieuw onderzoek (zie hier) blijkt dat veehouderijen meer geurhinder bij omwonenden veroorzaken dan verwacht. Met deze nieuwe kennis kunnen de gevolgen van geurhinder op de gezondheid van omwonenden beter beleidsmatig worden gewogen.
Uit vragenlijstonderzoeken blijkt dat omwonenden van veehouderijen vaak meer gezondheidsklachten (zoals luchtwegklachten, geurhinder en stressgerelateerde klachten) rapporteren dan vergelijkbare groepen mensen die niet nabij een veehouderij wonen.
Om in te zoomen op deze infographic, klikt u op deze link (klik hier).
Daarbij blijkt dat gezondheidseffecten al kunnen optreden beneden de wettelijke normen. Alle reden dus om te zorgen voor een zo laag mogelijke blootstelling en niet te doen aan normopvulling. Uit onderzoek blijkt dat omwonenden onder meer de volgende gezondheidsklachten kunnen krijgen:
1. Geur kan leiden tot (ernstige) hinder, verstoring van gedrag en activiteiten, en stressgerelateerde gezondheidseffecten zoals hoofdpijn, misselijkheid en benauwdheid. Hinder wordt gezien als een gevoel van afkeer, boosheid, onbehagen, onvoldaanheid of gekwetstheid dat optreedt wanneer een milieufactor iemands gedachten, gevoelens of activiteiten negatief beïnvloedt. De mate van hinder is afhankelijk van het diertype; zo wordt bij een zelfde geurbelasting het meeste hinder ondervonden van pluimveehouderijen, gevolgd door varkensbedrijven en dan de geur van rundveebedrijven.
Om in te zoomen op deze infographic klikt u op deze link (klik hier).
2. Luchtwegklachten. Hoe kleiner de stofdeeltjes, hoe dieper ze in de longen kunnen doordringen en hoe schadelijker ze zijn. Blootstelling aan fijnstof (PM2,5-PM10) kan leiden tot luchtwegklachten, acute klachten van ogen, neus en bovenste luchtwegen, verminderde longfunctie, hart- en vaatziekten en vervroegde sterfte. Uit de VGO-onderzoeken blijkt dat bewoners van veedichte gebieden (meer dan 15 bedrijven binnen een straal van 1 km) vaker een verminderde longfunctie hebben. Het effect is sterker naarmate het aantal bedrijven binnen 1 km toeneemt. De afstand tot veehouderijen is hierbij niet van invloed.
3. Verhoogd voorkomen van longontsteking. In een straal van 2 km rond geitenhouderijen komt een verhoogde incidentie van longontstekingen voor. Daarbij is er een relatie met de afstand; hoe dichter mensen bij een geitenhouderij wonen, des te groter de kans op longontsteking. Het risico is het grootst binnen 500 meter van de geitenhouderij. De oorzaak van het verhoogde risico op longontsteking rond geitenbedrijven is nog niet bekend; hier vindt op dit moment vervolgonderzoek naar plaats.
De VGO-III-studies ondersteunen de eerder waargenomen associaties tussen longontsteking en wonen binnen 1.000 meter afstand van een pluimveehouderij niet: voor de onderzochte jaren tussen 2014 en 2019 in het VGO-gebied werd geen, of alleen een gering, verband gevonden tussen door de huisarts gediagnosticeerde longontsteking en het wonen binnen 1.000 meter van een pluimveehouderij.
4. Overdracht van zoönosen vindt voornamelijk plaats via voedsel of door direct contact met dieren of mest. Ziekteverwekkers die zich via de lucht (of via stof en aerosolen die door de lucht zweven) verspreiden, kunnen vooral bij uitbraken van besmettelijke dierziekten een risico vormen voor omwonenden. Uit het VGO-onderzoek bleek dat verschillende ziekteverwekkers zoals hepatitis E-virus, Clostridium difficile en resistente ESBL-bacteriën, niet vaker voorkomen bij mensen die dichtbij een veehouderij wonen dan bij mensen die verder weg wonen.
Positieve effecten
Opvallend is dat omwonenden van veehouderijen, net als mensen die zijn opgegroeid op veehouderijen, minder allergische klachten hebben. Ook komt er minder COPD en astma voor rondom veehouderijen. Echter, mensen die aan COPD lijden ondervinden wel meer complicaties en gebruiken meer medicijnen. Andere onderzoeken wijzen op een verband tussen verhoogde endotoxineconcentraties en het minder voorkomen van allergieën. Een verklaring hiervoor kan zijn dat een regelmatige blootstelling aan micro-organismen, zoals endotoxinen, beschermt tegen de ontwikkeling van allergieën, astma en COPD. Dit wordt de hygiënehypothese genoemd.
De GGD’en hanteren in de advisering de volgende belangrijke uitgangspunten:
[1] Geurhinder van veehouderij nader onderzocht: meer hinder dan Handreiking Wgv doet vermoeden?, Geelen et al., 2015
[2] Oplegnotitie – Resultaten duidingsonderzoek en bouwstenen voor beleid & Bijlage rapport ‘Verschillen tussen twee studies naar geurbelasting geurhinderrelaties nader onderzocht’. Te downloaden via deze RIVM-link.
[3] Deze waarden wijken af van de waarden voor de achtergrondgeurbelasting uit de provinciale verordening (respectievelijk 20 en 10 OU/m3).
Mensen die in de buurt van een geitenhouderij wonen, hebben meer kans op longontsteking dan gemiddeld. Dit is een consistent verband, dat al sinds 2009 wordt aangetoond in onderzoeken in Nederland. Het nieuwste onderzoek (publicatie 4 februari 2025) binnen het programma Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO-III) was gericht op het vinden van de oorzaak van dit hogere risico op longontsteking. De bevindingen wijzen in de richting van bacteriën afkomstig van geitenhouderijen als oorzaak. Het onderzoek is uitgevoerd door het RIVM, Universiteit Utrecht, de Wageningen University & Research (WUR) en het NIVEL.
Onderzoeken binnen het onderzoeksprogramma VGO tonen al jaren aan dat mensen die in de buurt van een geitenhouderij wonen, meer kans hebben op longontsteking dan gemiddeld. Dit hogere risico is gevonden tot 2000 meter afstand van een geitenhouderij. Het risico neemt toe naarmate de afstand tot de geitenhouderij kleiner wordt (lees meer). Het nieuwe onderzoek VGO-III bevestigt deze eerdere bevindingen.
Advies GGD’en: blijf afstand houden tussen geitenhouderijen en gevoelige bestemmingen
De GGD’en, vertegenwoordigd in de werkgroep Veehouderij en Gezondheid van GGD GHOR Nederland, adviseerden op basis van de eerdere VGO-onderzoeken, afstand te houden tussen gevoelige bestemmingen (zoals woningen, verzorgingshuizen, kinderopvang en scholen) en geitenhouderijen (zie ook de GGD-richtlijn veehouderij en gezondheid). Het rapport van het VGO-III onderzoek geeft geen aanleiding dat advies aan te passen. Het VGO-III onderzoek bevestigt dat afstand houden tussen geitenhouderij en gevoelige bestemmingen nodig blijft om te voorkomen dat nieuwe of hogere gezondheidsrisico’s ontstaan, totdat er meer duidelijkheid is over bewezen effectieve bronmaatregelen om het risico te beperken. Vanuit het oogpunt van de publieke gezondheid raden we daarom nieuwvestiging of uitbreiding van geitenhouderijen binnen twee kilometer van gevoelige bestemmingen af. Andersom adviseren we nieuwe gevoelige bestemmingen zoveel mogelijk buiten twee kilometer van bestaande geitenhouderijen te plaatsen. In besluitvorming over lokale ontwikkelingen binnen deze zone is het van belang het risico op longontsteking mee te wegen. De GGD’en kunnen hierbij ondersteunen als adviseur over deze en andere gezondheidsaspecten van de leefomgeving.
Impact op de volksgezondheid
Longontsteking is een belangrijke oorzaak van ziekte, ziekenhuisopname en overlijden, vooral onder jonge kinderen en ouderen. In Nederland krijgen jaarlijks ruim 290.000 mensen een longontsteking. De resultaten van VGO-III bevestigen de eerdere bevinding dat longontsteking meer voorkomt rond geitenhouderijen. De onderzoekers hebben berekend dat dit betekent dat onder de ca. 1,5 miljoen mensen die wonen binnen een straal van twee kilometer van geitenhouderijen, naar schatting 1200-6600 extra longontstekingen per jaar voorkomen. Geschat wordt, op basis van voor Nederland bekende cijfers over longontstekingen, dat dit resulteert in ongeveer 100-600 extra ziekenhuisopnamen en 20-100 extra sterfgevallen per jaar (bron: Toekomst veehouderij | Tweede Kamer der Staten-Generaal). Deze impact op de zorg en samenleving vinden de GGD’en zorgwekkend.
Aanwijzingen voor rol van bacteriën van geitenbedrijven bij longontsteking
Het nieuwste VGO onderzoek (VGO-III) is opgezet om te achterhalen waarom mensen die wonen in de buurt van geitenhouderijen vaker een longontsteking hebben. De eerdere onderzoeken gaven namelijk geen inzicht in mogelijke oorzaken. Wel is duidelijk dat het verband niet veroorzaakt wordt door Q-koorts. De resultaten van het VGO-III onderzoek wijzen in de richting van bacteriën afkomstig van geitenhouderijen als oorzaak. Door tegenvallende deelnemersaantallen als gevolg van de COVID-19-pandemie, kon een oorzakelijk verband echter niet met zekerheid worden vastgesteld. De meest waarschijnlijke bronnen van bacteriën in de lucht op en rondom geitenhouderijen zijn de bedding van stallen en stalmest. De onderzoekers adviseren om te onderzoeken of aanpassingen in de bedrijfsvoering de hoeveelheid ziekteverwekkers in stal- en omgevingslucht kunnen terugbrengen.
Adviesvraag aan Gezondheidsraad
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de Gezondheidsraad gevraagd om de resultaten van het onderzoek mee te wegen bij een actualisering van het Gezondheidsraadadvies uit 2018 over de gezondheidsrisico’s van omwonenden van veehouderijen. De Gezondheidsraad is daarbij gevraagd om duiding van de gezondheidseffecten voor omwonenden van geitenhouderijen. Tot de verschijning van het advies van de Gezondheidsraad blijft het afstandsadvies van GGD GHOR Nederland ongewijzigd. GGD GHOR Nederland roept de Provincies en gemeenten op om de gezondheid van de burgers te beschermen, bijvoorbeeld door moratoria, zoals ook is geadviseerd in de brief van ministers aan de Tweede Kamer.
Er worden ieder jaar 200.000 jongeren seksueel actief. De Week van de Liefde is bedoeld om handvatten te bieden aan docenten. Via bewezen ...
Lees meerHet ministerie van VWS, het RIVM, de 25 GGD’en en GGD GHOR Nederland werken samen aan een moderne en betrouwbare informatievoorziening om ...
Lees meerSlechts de helft van de jongvolwassenen beoordeelt de eigen mentale gezondheid als goed. Dit blijkt uit de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen 2024. Toch zijn er ...
Lees meer