Adviezen leefomgevingsfactoren

Adviezen leefomgevingsfactoren

Gezondheid

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Klimaat

Klimaatverandering groot gezondheidsrisico
Het klimaat verandert. Klimaatverandering heeft een grote impact op de gezondheid. Er komen meer hittegolven, meer infectieziekten, meer allergenen en de blootstelling aan UV-straling wordt hoger. Om gezondheidseffecten tegen te gaan, is het van belang om zowel maatregelen te nemen om ons aan te passen aan het klimaat, als maatregelen te nemen om verdere klimaatverandering tegen te gaan. De GGD’en adviseren gezondheid expliciet mee te nemen in maatregelen en beleid. Ook adviseren ze meer in te zetten op gezondheid bij deze klimaatmaatregelen.

Veranderend klimaat

Het klimaat verandert wereldwijd. Ook in Nederland komen door klimaatverandering meer periodes van extreme hitte, extreme droogte en hevige regenbuien voor. Ook wordt de kans op overstromingen groter. De komende decennia worden deze gevolgen van klimaatverandering al groter.

Gezondheidsrisico’s van klimaatverandering

De gezondheidsimpact van klimaatverandering is groot. Hittegolven komen steeds vaker voor en hierdoor zullen meer mensen ziek worden, in het ziekenhuis worden opgenomen en zelfs overlijden. Door hogere temperaturen en vaker extreme neerslag, komen bepaalde typen infectieziekten vaker voor. Het betreft vooral infectieziekten overgedragen via water, voedsel, muggen en teken. Mensen met hooikoorts zullen meer en langer last hebben van pollen, omdat het pollenseizoen langer en heviger wordt. Ook de blootstelling aan UV-straling gaat toenemen door klimaatverandering, waardoor er nog meer huidkanker en staar zal ontstaan.

Advies van de GGD’en
De GGD’en adviseren om meer maatregelen te nemen om gezondheidseffecten door klimaatverandering tegen te gaan. De GGD’en denken graag met gemeenten mee welke maatregelen zij kunnen nemen om de toenemende risico’s van onder meer hitte, allergenen, infectieziekten en UV-straling tegen te gaan. Daarnaast adviseren de GGD’en ook bij maatregelen gericht op het tegengaan van de uitstoot van broeikasgassen gezondheid expliciet mee te nemen in alle afwegingen.

Voor gemeenten hebben de GGD’en een compact overzicht van maatregelen opgesteld hoe gezondheid mee te nemen in klimaatadaptatiebeleid. Dit overzicht vind je via deze link.

Klimaatadaptatie
Het nemen van maatregelen om ons aan te passen aan het veranderende klimaat heet klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie is belangrijk om gezondheidsrisico’s door klimaatverandering tegen te gaan. Denk hierbij aan maatregelen om te zorgen dat woningen minder opwarmen en er meer aandacht is voor kwetsbare groepen tijdens hittegolven. Maar ook aan meer schaduwplekken om blootstelling aan UV-straling te beperken.

Om hitte te beperken wordt er ingezet op meer ‘groen’ en om wateroverlast tegen te gaan worden ‘blauwe’ (water gerelateerde) maatregelen genomen. Bij groene en blauwe klimaatadaptatie is het belangrijk om mogelijke ongewenste gezondheidseffecten, door toegenomen blootstelling aan allergenen en ziekteverwekkers, zo veel mogelijk te voorkomen. Bijvoorbeeld maatregelen ter preventie van tekenbeten of contact met ziekteverwekkers in water, zoals blauwalgen en bacteriën.

Klimaatmitigatie

Het nemen van maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan valt onder klimaatmitigatie. Dat is van groot belang voor het tegengaan van verdere klimaatverandering. Door klimaatmaatregelen wordt ook gezondheidswinst geboekt, aangezien gezondheidseffecten van klimaatverandering worden verminderd. Veel klimaatmaatregelen hebben direct een positief effect op de gezondheid: zo zullen de meeste maatregelen op het gebied van mobiliteit, die bijdragen aan minder CO2-uitstoot, gunstige gevolgen hebben voor de gezondheid door minder uitstoot van uitlaatgassen. Er zijn echter ook klimaatmaatregelen die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid. Denk aan de geluidsoverlast die windmolens met zich meebrengen voor de direct omwonenden.

Lees hier over planetaire gezondheid en duurzaamheid

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Groen

Groen is gezond
Een groene, natuurlijke omgeving is belangrijk voor de publieke gezondheid. Het belang van groen gaat verder dan alleen het verfraaien van onze leefomgeving. Het heeft aantoonbare voordelen voor onze gezondheid en ons welzijn. Groen draagt bij aan een betere mentale gezondheid. Het vermindert stress en verbetert het concentratievermogen. Een groene, natuurlijke omgeving heeft ook een stimulerende werking. Het nodigt uit om te bewegen en stimuleert sociale interactie. Groen is daarnaast positief voor de gezondheid door schade te verminderen, die veroorzaakt wordt door hitte, UV, luchtverontreiniging en geluidsoverlast.

Armste wijken vaak de warmste wijken
Een belangrijke taak voor GGD’en is het verkleinen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Een aantrekkelijke groene leefomgeving kan bijdragen aan het aanpakken van deze opgave. Uit onderzoek blijkt dat mensen die wonen in wijken met een lage sociaaleconomische positie minder gebruik maken van groen. Vaak wonen zij in wijken met weinig groen of is het groen weinig aantrekkelijk. Terwijl deze groep juist de meeste gezondheidswinst ervaart bij toegang tot aantrekkelijk groen, vooral als ze hier actief gebruik van maken. Het is belangrijk dat het groen in de buurt aansluit bij de behoeftes van bewoners.

Gezondheidsrisico’s van een groene omgeving
Een groene omgeving kan ook negatieve gevolgen voor de gezondheid hebben. Denk aan pollen die hooikoorts veroorzaken en de eikenprocessierups die onder andere jeuk veroorzaakt. Of via infectieziekten die worden overgebracht door dieren die in het groen leven, zoals teken, muggen en knaagdieren. Om mogelijke gezondheidsrisico’s te beperken zijn dit zaken om rekening mee te houden bij het vergroenen van de leefomgeving. Maar de voordelen van contact met een groene, natuurlijke omgeving wegen op tegen de nadelen.

Groen positief voor klimaatadaptatie en biodiversiteit
Een groene omgeving is niet alleen gunstig voor de gezondheid en welzijn van mensen. Er zijn meer voordelen. Een groene omgeving beperkt de effecten van klimaatverandering, zoals hittestress en wateroverlast. Een groene omgeving zorgt voor waterafvoer en –opname en zorgt voor verkoeling. Ook kan groen de biodiversiteit in een gebied verrijken. Dat is belangrijk voor de natuur, maar ook voor de gezondheid van mensen.

Advies van de GGD’en
GGD’en adviseren gemeenten over het belang van groen voor de gezondheid. Bij het ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte is het belangrijk dat gemeenten rekening houden met de manier waarop groen de gezondheid bevordert en gezondheidsschade vermindert of veroorzaakt. Richting bewoners adviseren GGD’en wat zij kunnen doen om bij te dragen aan een groene en gezonde omgeving.

GGD’en adviseren over een natuurinclusieve samenleving en denken graag met gemeenten mee welke maatregelen zij kunnen nemen om de positieve gezondheidseffecten van een groene omgeving maximaal te benutten.

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Luchtverontreiniging

Luchtverontreiniging is een belangrijke oorzaak van ziekte en sterfte in Nederland, ook al wordt door veel overheden en bedrijven hard gewerkt aan gezondere lucht. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) roept op de luchtkwaliteit overal verder te verbeteren, omdat iedere verbetering leidt tot gezondheidswinst. De GGD’en pleiten daarom voor extra inzetten op gezonde lucht, door iedereen en overal. Zij roepen alle gemeenten op zich aan te sluiten bij het Schone Lucht Akkoord.

Lees hier meer informatie

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Houtrook

Rook is ongezond, ook houtrook. GGD’en pleiten daarom voor verregaande reductie van houtrook, want het zorgt voor gezondheidsklachten en overlast bij omwonenden. Gemeenten en Rijksoverheid dienen maatregelen te nemen ter preventie. Deze maatregelen moeten worden ondersteund met behulp van voorlichting.

Lees hier meer informatie

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Luchtvaart

In de omgeving van burger- en militaire luchthavens komt ernstige geluidhinder en slaapverstoring door vliegverkeer voor. Geluidhinder en slaapverstoring hebben impact op de gezondheid. Daarnaast geeft ultrafijn stof afkomstig van vliegtuigen mogelijk negatieve gezondheidseffecten in de nabijheid van luchthavens. GGD GHOR Nederland vindt het belangrijk dat gezondheidsrisico’s door luchtvaart worden verminderd en ziet daartoe graag dat gezondheid uitgangspunt wordt in het (lokaal) omgevingsbeleid.

Geluidhinder en slaapverstoring
De afgelopen jaren is het aantal mensen dat ernstige geluidhinder ervaart door vliegverkeer toegenomen, bleek uit GGD-onderzoek. Met name rondom de grotere luchthavens komt veel ernstige geluidhinder en slaapverstoring voor. Het probleem is groot in de wijde omtrek van Amsterdam Schiphol Airport, maar ook in gebieden in Zuid-Limburg en Noord-Brabant ondervinden veel inwoners ernstige geluidhinder en slaapverstoring ten gevolge van meerdere luchthavens in de regio. Oudere mensen en mensen met een lager inkomen ervaren relatief meer hinder van de luchtvaart.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) omschrijft geluidhinder als een verzamelterm voor negatieve gevoelens, zoals ergernis, boosheid en neerslachtigheid (WHO, 2011). Meer over geluidhinder leest u hier. Slaap heeft als belangrijke functie om rust te geven aan het lichaam. Te veel geluid tijdens het slapen verstoort de herstelfunctie (slaapverstoring). Tijdens de slaap reageren mensen onbewust op omgevingsprikkels zoals geluid, dus ook als dit niet gepaard gaat met ontwaken. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een vermoeidheidgevoel overdag, prestatieverslechtering of toegenomen irritatie.

Luchtkwaliteit
Onderzoek van het RIVM laat zien dat omwonenden van Schiphol te maken hebben met de aanwezigheid van verhoogde concentraties ultrafijn stof door vliegtuigen. Rondom andere luchthavens is dit nog niet goed onderzocht. Ultrafijn stof komt onder andere vrij bij verbranding van kerosine. Het bestaat uit deeltjes kleiner dan 0,1 micrometer, die via de longen in het bloed en vandaaruit in andere organen terecht kunnen komen.

Er zijn steeds meer aanwijzingen dat langdurige blootstelling aan ultrafijn stof een negatief effect op de gezondheid heeft. Uit RIVM onderzoek blijkt dat kortdurende blootstelling reeds bestaande luchtwegaandoeningen tijdelijk kan verergeren. Daarnaast is er mogelijk een nadelige invloed op het hart- en vaatstelsel en op de ontwikkeling van het ongeboren kind. Uit onderzoeken van onder andere TNO en het NLR blijkt dat de bijdrage van luchtvaart aan NO2, roet en grovere fracties van fijn stof in de directe woonomgeving beperkt is.

Geur
Taxiënde vliegtuigen, het tanken van vliegtuigen en proefdraaien kunnen geurhinder van kerosine geven, met name in de directe omgeving van het vliegveld. Ook kan de geur van rubber van vliegtuigbanden na de landing te ruiken zijn. Daarnaast kan geurhinder ontstaan bij het incidenteel lozen van kerosine in de lucht voor een ongeplande vroegtijdige landing. Geurhinder, en de stress die het oplevert (bijvoorbeeld vanwege zorgen over schadelijke stoffen), kan gezondheidsklachten veroorzaken zoals hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid.

GGD’en en luchtvaart
GGD GHOR Nederland en de 25 GGD’en zetten zich landelijk en lokaal in voor het beschermen en bevorderen van de gezondheid van inwoners. Op het gebied van luchtvaart monitoren de GGD’en geluidhinder en slaapverstoring via vierjaarlijks landelijk vragenlijstonderzoek onder een steekproef van inwoners (GGD-monitor), geven zij gevraagd en ongevraagd (beleids)advies op lokaal, regionaal en landelijk niveau en beantwoorden zij bewonersvragen.

GGD-standpunt en adviezen luchtvaart
GGD GHOR Nederland vraagt om blijvende inzet op landelijk, regionaal en lokaal niveau om gezondheidsrisico’s van inwoners door luchtvaart te verminderen. GGD GHOR Nederland adviseert daarom het volgende:

  • Verlaag de geluidsniveaus van vliegverkeer in de leefomgeving en werk toe naar een blootstelling gelijk aan of bij voorkeur lager dan de gezondheidskundige advieswaarden van 45dB Lden (over 24 uur) en 40dB Lnight (tussen 23:00-07:00 uur).
    • Bij deze advieswaarden blijkt nog altijd 10% ernstige geluidshinder en 11% ernstige slaapverstoring op te treden, dus streef naar een zo laag mogelijk geluidsniveau.
  • Zet stevig in op vermindering van de geluidsbelasting in de nacht en randen van de nacht om gezondheidsschade door slaapverstoring te beperken.
  • Zet niet alleen in op stillere vliegtuigen, maar óók op minder vliegbewegingen.
  • Onderzoek de mogelijke gezondheidsrisico’s rondom militaire vliegbases, met name in relatie tot luidruchtige F35’s.
  • Onderzoek en monitor de blootstelling aan ultrafijn stof rondom alle grote luchthavens in Nederland om een beter beeld te krijgen van het gebied waar mogelijke gezondheidseffecten kunnen optreden.
  • Zet in op elektrificatie van grondmaterieel op de luchthavens om hinder en gezondheidsrisico’s van geur, stof, rook en roet in de directe omgeving te verminderen.
  • Vaar bij beleidsevaluaties niet alléén op berekeningen van hinder en slaapverstoring (deze kunnen een vertekend beeld geven van de actuele lokale situatie), maar beschouw ook de actuele effecten middels metingen cq gestructureerd vragenlijstonderzoek.
  • Voor goede voorspellingen van geluidhinder en slaapverstoring bij toekomstig beleid, is het essentieel om vliegveldspecifieke en actuele blootstellingeffect curves te gebruiken. Curves dienen periodiek geactualiseerd te worden, zeker na belangrijke wijzigingen in bijvoorbeeld de manier waarop gevlogen wordt of hinderbeperkende maatregelen.
  • Neem als gemeente gezondheid als uitgangspunt bij de inrichting van de leefomgeving in de nabijheid van luchthavens, onder andere door de kernwaarden voor een gezonde leefomgeving toe te passen en omwonenden mee te laten denken over de inrichting van de leefomgeving. Beschouw daarbij ook de cumulatie van gezondheidsrisico’s vanuit diverse omgevingsfactoren.
  • Onderzoek de mogelijkheden voor geluidadaptief bouwen van woningen in het invloedgebied van luchthavens. Let op: dit moet geen reden zijn om nog dichter bij het vliegveld te bouwen, maar juist de gezondheid van toekomstige bewoners ten goede komen.

Eerdere adviezen die door GGD GHOR Nederland zijn gegeven over onder andere luchtvaart zijn hier te vinden.

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Veehouderij

In Nederland wonen we, afhankelijk van de regio, in meer of mindere mate dichtbij veehouderijbedrijven. De afgelopen jaren zagen we dat de omvang van deze bedrijven veelal toenam, terwijl het aantal bedrijven afnam. Daarnaast werden we in de laatste decennia geconfronteerd met enkele uitbraken van dierziekten, zoals de vogelgriep en de Q-koorts. Deze ontwikkelingen leidden ertoe dat er meer aandacht is gekomen voor de relatie tussen veehouderij en de gezondheid van omwonenden.

Lees hier meer informatie

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Bestrijdingsmiddelen

Sinds de jaren ‘60 worden in de landbouw chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt. Bestrijdingsmiddelen zijn stoffen die gewassen beschermen tegen ziekten, plagen en onkruid. Ze worden ook wel gewasbeschermingsmiddelen of pesticiden genoemd. Wettelijk gezien wordt een onderscheid gemaakt tussen gewasbeschermingsmiddelen, pesticiden en biociden.

Pesticiden worden gebruikt om ongewenste organismen te bestrijden. De term pesticide is een verzamelnaam voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb, 2007) omschrijft een gewasbeschermingsmiddel als een mengsel met één of meer werkzame stoffen bestemd te worden gebruikt om:

  • planten of plantaardige producten te beschermen tegen alle schadelijke organismen of de werking daarvan te voorkomen;
  • levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover het niet gaat om voedende stoffen;
  • plantaardige producten te bewaren;
  • ongewenste planten te doden; en
  • delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten te remmen of te voorkomen.

Een biocide is een mengsel dat één of meer werkzame stoffen bevat en bestemd is om schadelijke of ongewenste organismen onschadelijk te maken of te voorkomen. Voorbeelden van biociden zijn aangroei werende verf voor schepen, desinfectiemiddelen voor ziekenhuizen, conserveermiddelen voor materialen en middelen tegen ongedierte.

In dit stuk beperken we ons tot gewasbeschermingsmiddelen, ook wel bestrijdingsmiddelen genoemd. Een aantal van in het verleden gebruikte middelen zijn inmiddels verboden vanwege de schadelijke effecten op mens en milieu. Anderen zijn nog op de markt. In Europa zijn bijna 500 middelen op de markt.

In ongeveer 20% van de bestrijdingsmiddelen die nu in Nederland worden gebruikt, zitten zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). In ongeveer 10% zitten potentieel (p) ZZS. Door het gebruik van deze bestrijdingsmiddelen komen dus (p)ZZS in de leefomgeving terecht (RIVM, Inventarisatie Zeer Zorgwekkende Stoffen, 2022).

Blootstellingsroutes
Voordat een middel een gezondheidseffect kan veroorzaken, moet je hier eerst mee in contact komen. De belangrijkste blootstellingsroutes voor bestrijdingsmiddelen zijn:

  • Grote druppels die tijdens en direct na het spuiten vrijkomen (spuitnevel);
  • Verdamping van de bestrijdingsmiddelen in de loop van de dagen na het spuiten;
  • Hechten van bestrijdingsmiddelen aan stofdeeltjes die in de lucht en het huisstof terecht kunnen komen;
  • Consumptie van zelf verbouwde gewassen in de buurt van landbouwpercelen waar met bestrijdingsmiddelen wordt gewerkt en die op deze manier besmet worden met gewasbeschermingsmiddelen. Ook gewassen afkomstig uit de supermarkt of van de groenteboer kunnen resten gewasbeschermingsmiddelen bevatten. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit kijkt hier echter nauwkeurig naar en heeft hiervoor eisen opgesteld.

Ook kunnen bestrijdingsmiddelen uitspoelen naar grond- en oppervlaktewater en zodoende uiteindelijk de drinkwaterkwaliteit beïnvloeden. Telers kunnen daarnaast blootgesteld worden aan deze stoffen via huidcontact met bijvoorbeeld bespoten gewassen en grond. Voor omwonenden is deze blootstellingsroute minder relevant.

Wat zijn gezondheidsrisico’s
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen kan bij omwonenden leiden tot onrust en geurhinder. Of er negatieve gevolgen voor de gezondheid als gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen kunnen zijn, hangt voornamelijk af van de blootstelling daaraan. Een belangrijk aspect bij het bepalen van het risico op blootstelling is de hoeveelheid van het middel dat wordt toegepast. Dit hang af van de concentratie, volume en frequentie van de toepassing. Dit verschilt per type teelt. Daarnaast worden vaak gelijktijdig of vlak na elkaar verschillende type gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. De combinatie van blootstelling aan verschillende middelen kan ertoe leiden dat een effect van een bepaald middel versterkt wordt. We noemen dat combinatietoxicologie.

Mensen die in de buurt van landbouwpercelen wonen, kunnen worden blootgesteld aan chemische bestrijdingsmiddelen. Van verschillende middelen is bekend, uit proefdieronderzoek en onderzoeksmodellen, dat zij kunnen bijdragen aan het ontstaan van verschillende ziektes. Voorbeelden hiervan zijn organofosfaten[1], die een negatieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van het zenuwstelsel bij kinderen. Er is ook een vermoeden dat de organofosfaten bijdragen aan het ontstaan van verschillende vormen van neurologische aandoeningen, zoals Alzheimer, dementie of ziekte van Parkinson. Pyrethroide middelen[2] daarentegen zijn meer geassocieerd met beïnvloeding van de vruchtbaarheid en verstoring van het hormoon- en immuunsysteem. Sommige middelen zijn daarnaast ook geassocieerd met ontstaan van verschillende vormen van kanker ​(EEA)​​ (Gezondheidsraad, 2014)​. Bij alle hierboven beschreven effecten gaat het met name om een hoge blootstelling.

Onderzoek onder telers laat in overeenstemming met bovengenoemde uitkomsten zien dat aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson, Alzheimer, dementie en mogelijk bloedkanker in deze beroepsgroep vaker voorkomen ​(Voorhees, 2017)​​ (Wang, 2011)​​ (Mostafalou, 2013)​. Bij al deze onderzoeken gaat het om de invloeden van een hoge blootstelling. Uit onderzoeken in Frankrijk is bekend dat bewoners van gebieden met landbouw (onafhankelijk van type teelt) een verhoogd risico hebben op enkele neurologische ziektes zoals bijvoorbeeld ziekte van Parkinson, zonder dat er een duidelijk oorzakelijk verband kan worden aangewezen (Kab, 2017). Dit betekent dat er ook andere factoren verantwoordelijk kunnen zijn voor het verhoogd risico op de genoemde aandoeningen. Soortgelijk onderzoek vindt op dit moment ook in Nederland plaats. Echter is hierover op dit moment nog onvoldoende data beschikbaar. Het onderzoek SPRINT heeft als doelstelling om de effecten van bestrijdingsmiddelen op gezondheid van mensen en ecosysteem in kaart te brengen. De resultaten hiervan worden op zijn vroegst pas in 2026 verwacht. Er is op dit moment geen direct bewijs dat lage blootstelling voor omwonenden bijdraagt aan het ontstaan van ziektes.

Advies van de GGD’en
Afstandsadvies
Het creëren van afstand tussen landbouwgrond en woningen leidt tot een lagere blootstelling van omwonenden aan bestrijdingsmiddelen. Gezondheidskundig is het vooralsnog niet mogelijk aan te geven wat een veilige afstand is.

De Gezondheidsraad heeft geadviseerd in dit geval het voorzorgsprincipe toe te passen ​(Gezondheidsraad, 2014)​. Omdat geen veilige afstand bepaald kan worden, adviseert de Gezondheidsraad te streven naar een vermindering van uitstoot bij de bron. Dit kan gerealiseerd worden door gebruik van bestrijdingsmiddelen te verminderen of ze te vervangen door middelen met minder giftige stoffen. Verder adviseert de Gezondheidsraad een aangepast methodologie voor toelaten van bestrijdingsmiddelen en monitoring van gezondheidseffecten.

Door de Raad van State is in één casus een uitspraak gedaan waarbij de gewenste afstand tussen een fruitboomgaard en woonhuizen werd voorgelegd. Hierin ging het om op blootstelling via opwaarts spuiten: “De Raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een afstand van 50 meter in het algemeen voldoende wordt geacht als aan te houden afstand tussen boomgaarden en gevoelige bestemmingen”​ (Uitspraak 202001586/1/R4, 2022)​. Inmiddels is de 50 meter afstand in jurisprudentie gangbaar voor alle vormen van agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast[3]. Deze afstand wordt op dit moment ook door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geadviseerd. De conclusie betreft een juridische conclusie, zonder eenduidige gezondheidskundige onderbouwing. De VNG vraagt daarom aan de Kamercommissie Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid voor duidelijkheid over spuitzonering (lees hier meer).

De GGD’en adviseren bij (nieuwe) situaties een zo groot mogelijk afstand aan te houden tussen landbouwgrond en kwetsbare bestemmingen, zoals woningen en scholen. Omwonenden van landbouwpercelen en andere burgers geven we algemene adviezen om blootstelling aan bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk te voorkomen. Zie voor meer informatie de website van GGD Leefomgeving.

[1] Organofosfaten en carbamaten hebben verschillende toepassingen maar worden vooral gebruikt als pesticide die gebruikt worden in de landbouw en tuinbouw om insecten te bestrijden.
[2] Pyrethroïden zitten in veel bestrijdingsmiddelen om insecten te weren of te bestrijden. Voorbeelden van pyrethroïden zijn: pyrethrinen, prallethrin,
[3] Uitspraak 202305236/2/R1 – Raad van State
‘In het algemeen wordt een afstand van 50 m. als spuitvrije zone tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt niet onredelijk geacht. Het is mogelijk deze afstand te verkleinen indien daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt. Die motivering moet gebaseerd zijn op een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoek. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:276

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Omgevingsgeluid

Geluid in de leefomgeving veroorzaakt hinder en verstoort activiteiten en slaap. Dat kan leiden tot chronische effecten, zoals hart- en vaatziekten. Naar verwachting zal dit probleem in de komende jaren groeien. GGD’en zetten zich daarom in voor een gezonde leefomgeving met een gezond geluidniveau.

Lees hier meer informatie

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Windturbines

Wanneer de GGD’en adviseren over windturbines is het uitgangspunt altijd: het bevorderen van een gezonde leefomgeving. Daarbij staat de afweging tussen gezondheidswinst door vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen en lokale onrust en hinder centraal.

Lees hier meer informatie

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

PFAS

PFAS zijn door de mens gemaakte chemische stoffen, die van nature niet in het milieu voorkomen. De afkorting PFAS staat voor poly- en perfluoralkylstoffen. PFAS zijn in veel producten toegepast vanwege hun handige eigenschappen. Maar PFAS kunnen een negatief effect hebben op het milieu en de gezondheid.

PFAS zijn zorgwekkende chemische stoffen: ze breken niet of nauwelijks af in het milieu en ze kunnen schadelijke effecten hebben. Ze kunnen zich gemakkelijk en snel verspreiden en na blootstelling hopen ze op in het menselijk lichaam, in dieren en planten. Daarom is het belangrijk om verspreiding van deze stoffen te blijven aanpakken.

Gezondheidseffecten
Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat we alleen al via ons eten en drinkwater méér PFAS binnenkrijgen dan veilig is voor onze gezondheid. De gezondheidskundige grens geeft aan welke blootstelling geen gezondheidsrisico’s geeft en dus nog veilig is. Als je lange tijd meer binnenkrijgt dan die grenswaarde, dan neemt de kans op gezondheidseffecten toe. Dat betekent niet dat je er ook daadwerkelijk ziek van wordt. Dat hangt ook af van veel andere zaken, zoals erfelijke aanleg, leefstijl en of je andere ziekten hebt. Maar het is voor je gezondheid sowieso beter om er zo weinig mogelijk van binnen te krijgen.

Wat kun je doen?
Je kunt zelf weinig doen om PFAS te vermijden. PFAS kan namelijk in voedsel, drinkwater, de bodem en consumentenproducten zitten. Omdat PFAS in meerdere voedselproducten zit, is het goed om gevarieerd te eten, zodat de kans dat je veel PFAS binnenkrijgt kleiner is. En je kunt er op letten dat je consumentenproducten koopt die geen PFAS bevatten. Daarmee help je ook minder PFAS te verspreiden.

Het RIVM adviseert de overheid ervoor te zorgen, dat PFAS minder wordt gebruikt, zodat mensen minder in contact komen met PFAS. En er wordt gewerkt aan een Europees verbod.

Meer informatie
Meer informatie over PFAS is te vinden via GGD Leefomgeving en via het RIVM.

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Lood

Het metaal lood is makkelijk te bewerken en roest niet. Het wordt al sinds de Romeinse tijd gebruikt voor pijpleidingen, tin en verf. Tot voor kort werd lood ook gebruikt in insecticiden, haarkleurmiddelen en als antiklopmiddel voor benzine. We weten nu dat lood schadelijk is voor onze gezondheid. En vooral voor de gezondheid van kinderen. Daarom zijn al deze toepassingen nu verboden, vervangen of ontmoedigd. Hierdoor is de hoeveelheid lood die we binnenkrijgen behoorlijk afgenomen.

Maar lood wordt nog steeds veel gebruikt, zoals in autoaccu’s, loodslabben, munitie, kabelmantels, stralingsbescherming en in sommige soldeer. Het eeuwenlange gebruik heeft zijn sporen nagelaten in onze leefomgeving. Zo zit in Nederland op veel plaatsen lood in de grond. Vooral in gebieden met oudere gebouwen. Bijvoorbeeld in het centrum van oude dorpen, steden en industriegebieden.

Gezondheidseffecten
Lood heeft geen nuttig effect in ons lichaam. Het is daarom belangrijk dat we zo weinig mogelijk binnenkrijgen, want lood kan lang in ons lichaam blijven. Dat komt doordat het zich opslaat in de botten en daar maar heel langzaam uit vrijkomt. Heb je op kinderleeftijd te veel binnengekregen? Dan kun je ook als je volwassen bent nog te veel van het metaal in je bloed hebben. Dat kan een hogere bloeddruk of chronische nierziekten veroorzaken. Ook op volwassen leeftijd te veel lood binnenkrijgen kan leiden tot een hogere bloeddruk en een grotere kans op nierziekten.

Lood is vooral een risico voor jonge kinderen. Als ongeboren kinderen en jonge kinderen het binnenkrijgen, heeft dat gevolgen voor hun hersenen. Die ontwikkelen zich dan minder goed. Het is daarom belangrijk dat kinderen zo weinig mogelijk lood binnenkrijgen. Dat geldt ook voor zwangere vrouwen en voor vrouwen die zwanger willen worden.

Lood in de bodem
Lood in de bodem kan een probleem zijn als jonge kinderen veel met de bodem in contact komen. Bijvoorbeeld als ze met hun handen in de grond graven en spelen. Ook volwassenen die veel in de (moes)tuin werken en gewassen uit vervuilde grond eten moeten opletten. Waar dat kan, wordt de bodem gesaneerd. Maar dat is niet overal mogelijk of eenvoudig. Je kunt dan wel zelf maatregelen nemen om het contact met lood uit de bodem te voorkomen.

Drinkwaterleidingen van lood
Vroeger werden waterleidingen vaak van lood gemaakt. Dat mag nu niet meer, maar in gebouwen van vóór 1960 kunnen nog loden leidingen voorkomen. Deze leidingen geven het lood langzaam af aan het drinkwater en dat is slecht voor de gezondheid. Zeker in de ochtend, als het water lang heeft stilgestaan, zit er meer lood in het eerste kraanwater. Als je in een ouder huis woont, dan is het goed om uit te zoeken of er nog loden leidingen aanwezig zijn en deze, indien aanwezig, zo snel mogelijk te vervangen. Wanneer de leidingen zichtbaar zijn, dan kun je dat zelf vaststellen. Maar als dat niet kan, omdat ze bijvoorbeeld door een muur lopen, dan kan het drinkwater vrij eenvoudig worden getest.

Advies van de GGD’en
De GGD’en adviseren gemeenten en bewoners hoe ze veilig omgaan met alle vormen van lood in de leefomgeving. Dat varieert van publiekscampagnes, gezondheidskundig advies bij bodemsaneringen en het gebruik van (moes)tuinen, tot een stappenplan voor gemeenten om de resterende loden leidingen aan te pakken. Ook geven de GGD’en advies over het verwijderen van oude verflagen met loodwit en bij hobby’s waar lood wordt gebruikt.

Meer informatie
Meer informatie over lood is te vinden via GGD Leefomgeving en het RIVM (lood in de bodem en in drinkwaterleidingen).

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Asbest

Het inademen van veel asbestvezels kan leiden tot kanker. Daarom is het verstandig om blootstelling aan asbestvezels in de lucht zoveel mogelijk te beperken. Bij asbestincidenten, zoals een asbestbrand, is het verstandig om direct gezondheidskundige deskundigheid in te schakelen.

Lees hier meer informatie

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Energietransitie

Op weg naar nieuwe en schone energiebronnen
Om klimaatverandering tegen te gaan is de overstap van fossiele energiebronnen naar duurzame energiebronnen noodzakelijk. Van olie, kolen en gas naar zon, wind, water en kernenergie. Deze overstap kan positieve effecten hebben op de luchtkwaliteit en daarmee op onze gezondheid. De luchtverontreiniging die ontstaat door verbranding van fossiele brandstoffen is een belangrijke bron van ziekte en vroegtijdig overlijden (zie bron). Dat probleem verdwijnt deels wanneer minder verbrandingsgassen in de lucht terecht komen. Verschillende nieuwe energiebronnen kunnen lokaal echter ook een negatief effect op de gezondheid hebben. Effecten waarvan de omvang en ernst nog niet altijd volledig duidelijk zijn.

Systeemverandering
In de klimaatwet staat dat de emissies van broeikasgassen in 2050 met 95% omlaag moeten (zie bron). Dat lijkt ver weg, maar voor een ingrijpende verandering van ons energiesysteem is het dichtbij. Om het doel te bereiken is energiebesparing nodig. Maar ook de manier waarop we energie opwekken, transporteren en gebruiken moet worden aangepast (zie bron). De komende snelle veranderingen raken aan de leefwereld van mensen. Daarom hangt een succesvolle energietransitie niet alleen af van de technologische, economische en politieke haalbaarheid, maar ook van de maatschappelijke acceptatie. Mensen willen weten wat de komst van bijvoorbeeld een windturbine of biomassa-installatie betekent voor hun leefomgeving en voor hun gezondheid. De GGD’en hebben deze kennis in huis en beantwoorden vragen van omwonenden en gemeenten.

Duurzame energie opwekken
Windturbines en zonneweides zijn de meest in het oog springende voorbeelden van lokaal opgewekte energie. Plannen voor het plaatsen van windturbines roepen vaak vragen en onrust op bij toekomstige omwonenden, zoals zorgen over mogelijke overlast van (laagfrequent) geluid en slagschaduw. De GGD’en zijn op de hoogte van de laatste inzichten over de invloed van windenergie op de leefomgeving via het expertisepunt windenergie en gezondheid (zie bron). En adviseren omwonenden en overheden bij voorgenomen ontwikkelingen.

Transport en opslag van energie
Het gebruik van elektriciteit neemt snel toe. De capaciteit van het elektriciteitsnet wordt daarom vergroot. Dit betekent extra en zwaardere kabels en de aanleg van nieuwe transformatorhuisjes in onze leefomgeving. Ook wordt nagedacht over batterijen voor de opslag van elektriciteit. Regelmatig wordt ondersteuning van een GGD gevraagd wanneer omwonenden zich zorgen maken over hun gezondheid door de aanwezigheid van elektromagnetische straling rond deze ontwikkelingen.

Ook wordt er gewerkt aan import en opslag van waterstof. Dit zal waarschijnlijk niet in grote hoeveelheden plaatsvinden in de vorm van waterstof zelf, maar eerder als ammoniak, vloeibaar waterstof en ook minder bekende waterstofrijke energiedragers. Het is nog onduidelijk of en welke gezondheids- en veiligheidseffecten hierdoor geïntroduceerd worden.

Wonen en werken
De energietransitie heeft ook invloed op de gebouwde omgeving. Woningen en kantoren worden ontworpen en omgebouwd om gebruik te maken van hernieuwbare warmte en elektriciteit. Ook verbeterde isolatie voor het vasthouden van de warmte in de winter en het buitenhouden van de warmte in de zomer zijn nodig. Factoren zoals geluid, ventilatie en het binnenklimaat kunnen veranderen. Denk bijvoorbeeld aan het geluid van warmtepompen en mechanische ventilatiesystemen of vocht- en schimmelproblemen door veranderde ventilatie.

Advies van de GGD’en
De energietransitie zorgt voor veel en snelle veranderingen in onze woningen en leefomgeving. Veranderingen die niet iedereen kan bijbenen of waarvan sommigen het nut en de noodzaak niet van inzien. Dat kan weerstand geven en zorgen voor vertraging van de transitie. Het belang van deze transitie is echter groot om te kunnen voldoen aan de Klimaatdoelen van Parijs. Daarom is draagvlak nodig om veranderingen mogelijk te maken. Zonder het belang van het individu uit het oog te verliezen. Het kan daarbij helpen om de positieve gezondheidseffecten van de transitie inzichtelijk te maken. Niet alleen op globaal of nationaal niveau, maar ook in de eigen leefomgeving. En om mogelijke (nieuwe) negatieve gezondheidseffecten snel te signaleren, en waar mogelijk te mitigeren of weg te nemen.

De GGD’en adviseren daarom aan gemeenten en andere overheden om:

  • Gezondheid en welbevinden mee te nemen in plannen, uitvoering en regelgeving voor de energietransitie;
  • Beschikbare kennis over gezondheidseffecten beter te ontsluiten bij de uitvoering;
  • Bewoners te stimuleren om hun woning gezond te maken en te houden;
  • En tijdens de transitie flexibiliteit te behouden om nieuwe inzichten te verwerken.

Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).

Binnenmilieu

Vocht en schimmel in huis
In vochtige woningen kan sneller schimmelgroei ontstaan. Mensen die wonen in een woning met schimmelgroei in de woonkamer of slaapkamer hebben een grotere kans op luchtwegklachten en astma dan mensen die wonen in een woning zonder schimmelgroei. De oorzaak van vochtproblemen in een woning is soms lastig vast te stellen. De woningeigenaar dient ervoor te zorgen dat een woning geen lekkages heeft en dat er voldoende ventilatiemogelijkheden aanwezig zijn. In het Besluit Bouwwerken Leefomgeving zijn alle eisen aan woningen vastgelegd. De bewoner van een woning dient de woning zo te gebruiken dat de kans op vochtproblemen zo klein mogelijk blijft. Daarbij gaat het vaak om de balans tussen drie factoren: vochtproductie door de bewoners, gebruik van de ventilatiemogelijkheden en gebruik van de verwarming (zie deze link voor tips).

Verbrandingsgassen
Alle verbrandingsprocessen veroorzaken verbrandingsproducten, zoals roet en verbrandingsgassen,  die schadelijk voor de gezondheid zijn. Verbrandingsgassen kunnen in de woning ontstaan door verbranding van aardgas tijdens het koken of voor de verwarming van de woning. Stikstofoxiden kunnen luchtwegklachten veroorzaken en koolmonoxide kan zelfs voor acuut levensgevaar zorgen. Jaarlijks overlijden tientallen mensen aan een koolmonoxidevergiftiging (zie Koolmonoxide – Brandweer voor meer informatie over koolmonoxide). Ook bij het verbranden van andere dingen in huis, zoals hout in een houtkachel of kaarsen ontstaan roet en verbrandingsgassen. Het inademen van roet is kankerverwekkend. GGD’en adviseren zo weinig mogelijk dingen in huis te verbranden. Wanneer dat toch nodig is dient goed geventileerd te worden. Goed aangelegde, moderne CV ketels veroorzaken in principe geen verbrandingsgassen in huis. Tijdens het koken is ventileren of lucht afzuigen altijd belangrijk.

Verduurzaming van woningen
Bij de verduurzaming van bestaande woningen is het belangrijk om voldoende aandacht te hebben voor het ontstaan van vochtproblemen en voor hitte in huis. Vochtproblemen kunnen soms ontstaan door het slechts gedeeltelijk isoleren van een woning. Niet geïsoleerde delen van een woning zijn vaak iets kouder. Daar kan condens ontstaan, waardoor schimmelgroei kan optreden. Isolatie van woningen gebeurt natuurlijk om warmte binnen te houden. Dat is heel fijn in de winter, maar in de zomer kunnen woningen daardoor snel te veel opwarmen. Om dat te voorkomen kan zonwering aan de buitenzijde van de woning een belangrijke rol spelen. Daardoor hoeft vaak niet op airconditioning teruggevallen te worden. Wees terughoudend met geautomatiseerde systemen in woningen. Dat lijkt gemakkelijk, omdat bewoners dan nergens meer over na hoeven te denken. Automatische ventilatiesystemen kunnen echter ook zorgen dat de ventilatie ’s nachts ineens aan gaat, waardoor geluidhinder ontstaat. Zorg ervoor dat bewoners van een woning zelf de controle kunnen hebben over de apparatuur die in huis geïnstalleerd is en dat ze weten hoe het allemaal werkt. Elektrificatie van woningen is gunstig voor de kwaliteit van de binnenlucht, omdat geen verbrandingsgassen van het aardgas meer in de lucht in huis terecht zullen komen wanneer elektrisch gekookt wordt.

Nieuwbouw van woningen
GGD’en kunnen adviseren over gezondheid in relatie tot nieuwbouw van woningen. Nieuw te bouwen woningen dienen te voldoen aan de eisen in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving. Dat zorgt voor een basisniveau wat betreft gezondheid. Wanneer gemeenten of projectontwikkelaars voor gezondere keuzes bij nieuwbouw van woningen willen gaan kunnen GGD’en daarbij adviseren. Denk daarbij aan keuzes die gaan over ventilatiemogelijkheden, hittebestendigheid en het gebruik van emissiearme bouwmaterialen. Ook zijn GGD’en voorstander van het gebruik van emissievrije kook- en verwarmingsmethoden, omdat alles waarbij iets verbrand wordt zorgt voor verbrandingsproducten in en buitenshuis. Voor meer informatie: Kernwaarde Gezond binnenklimaat – GGD GHOR Nederland

Gezonde schoolgebouwen
In bestaande schoolgebouwen moet voldoende geventileerd worden om ervoor te zorgen dat de lucht die schoolgaande kinderen en hun leerkrachten inademen fris en gezond is. In ieder lokaal dienen werkende ventilatievoorzieningen aanwezig te zijn die gemakkelijk bruikbaar zijn. Gecertificeerde installatiedeskundigen kunnen adviseren over ventilatiesystemen en dit soort systemen onderhouden. Bij nieuwbouw of ingrijpende verbouwingen kunnen bepaalde keuzes schoolgebouwen gezonder maken dan het basisniveau van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving kan helpen bij gebruik en onderhoud van ventilatievoorzieningen in bestaande schoolgebouwen en ook bij het maken van gezonde keuzes bij nieuwbouw van schoolgebouwen.

Advies van de GGD’en
1. Wonen in een woning met schimmel, vooral in woonkamer of slaapkamers, is niet gezond en daarom niet gewenst;
2. Verbrand geen dingen (hout, kaarsen, aardgas) in huis, dat zorgt voor een ongezonde binnenlucht;
3. Zorg ervoor dat bij nieuwbouw en na verduurzaming van woningen de installaties in de woning gebruikersvriendelijk zijn en de bewoners goede uitleg krijgen over hoe ze de woning het beste kunnen bewonen;
4. Zorg ervoor dat alle woningen de mogelijkheid hebben hitte zoveel mogelijk te weren in de zomer;
5. In ieder klaslokaal dienen werkende ventilatievoorzieningen aanwezig te zijn die gemakkelijk bruikbaar zijn.