Veel factoren beïnvloeden de leefomgeving en de mate waarin de leefomgeving gezond en veilig is. Over een aantal thema’s geven wij een gezondheidsadvies (zie het navigatiemenu).
Bestrijdingsmiddelen
Sinds de jaren ‘60 worden in de landbouw chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt. Bestrijdingsmiddelen zijn stoffen die gewassen beschermen tegen ziekten, plagen en onkruid. Ze worden ook wel gewasbeschermingsmiddelen of pesticiden genoemd. Wettelijk gezien wordt een onderscheid gemaakt tussen gewasbeschermingsmiddelen, pesticiden en biociden.
Pesticiden worden gebruikt om ongewenste organismen te bestrijden. De term pesticide is een verzamelnaam voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb, 2007) omschrijft een gewasbeschermingsmiddel als een mengsel met één of meer werkzame stoffen bestemd te worden gebruikt om:
- planten of plantaardige producten te beschermen tegen alle schadelijke organismen of de werking daarvan te voorkomen;
- levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover het niet gaat om voedende stoffen;
- plantaardige producten te bewaren;
- ongewenste planten te doden; en
- delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten te remmen of te voorkomen.
Een biocide is een mengsel dat één of meer werkzame stoffen bevat en bestemd is om schadelijke of ongewenste organismen onschadelijk te maken of te voorkomen. Voorbeelden van biociden zijn aangroei werende verf voor schepen, desinfectiemiddelen voor ziekenhuizen, conserveermiddelen voor materialen en middelen tegen ongedierte.
In dit stuk beperken we ons tot gewasbeschermingsmiddelen, ook wel bestrijdingsmiddelen genoemd. Een aantal van in het verleden gebruikte middelen zijn inmiddels verboden vanwege de schadelijke effecten op mens en milieu. Anderen zijn nog op de markt. In Europa zijn bijna 500 middelen op de markt.
In ongeveer 20% van de bestrijdingsmiddelen die nu in Nederland worden gebruikt, zitten zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). In ongeveer 10% zitten potentieel (p) ZZS. Door het gebruik van deze bestrijdingsmiddelen komen dus (p)ZZS in de leefomgeving terecht (RIVM, Inventarisatie Zeer Zorgwekkende Stoffen, 2022).
Blootstellingsroutes
Voordat een middel een gezondheidseffect kan veroorzaken, moet je hier eerst mee in contact komen. De belangrijkste blootstellingsroutes voor bestrijdingsmiddelen zijn:
- Grote druppels die tijdens en direct na het spuiten vrijkomen (spuitnevel);
- Verdamping van de bestrijdingsmiddelen in de loop van de dagen na het spuiten;
- Hechten van bestrijdingsmiddelen aan stofdeeltjes die in de lucht en het huisstof terecht kunnen komen;
- Consumptie van zelf verbouwde gewassen in de buurt van landbouwpercelen waar met bestrijdingsmiddelen wordt gewerkt en die op deze manier besmet worden met gewasbeschermingsmiddelen. Ook gewassen afkomstig uit de supermarkt of van de groenteboer kunnen resten gewasbeschermingsmiddelen bevatten. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit kijkt hier echter nauwkeurig naar en heeft hiervoor eisen opgesteld.
Ook kunnen bestrijdingsmiddelen uitspoelen naar grond- en oppervlaktewater en zodoende uiteindelijk de drinkwaterkwaliteit beïnvloeden. Telers kunnen daarnaast blootgesteld worden aan deze stoffen via huidcontact met bijvoorbeeld bespoten gewassen en grond. Voor omwonenden is deze blootstellingsroute minder relevant.
Wat zijn gezondheidsrisico’s
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen kan bij omwonenden leiden tot onrust en geurhinder. Of er negatieve gevolgen voor de gezondheid als gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen kunnen zijn, hangt voornamelijk af van de blootstelling daaraan. Een belangrijk aspect bij het bepalen van het risico op blootstelling is de hoeveelheid van het middel dat wordt toegepast. Dit hang af van de concentratie, volume en frequentie van de toepassing. Dit verschilt per type teelt. Daarnaast worden vaak gelijktijdig of vlak na elkaar verschillende type gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. De combinatie van blootstelling aan verschillende middelen kan ertoe leiden dat een effect van een bepaald middel versterkt wordt. We noemen dat combinatietoxicologie.
Mensen die in de buurt van landbouwpercelen wonen, kunnen worden blootgesteld aan chemische bestrijdingsmiddelen. Van verschillende middelen is bekend, uit proefdieronderzoek en onderzoeksmodellen, dat zij kunnen bijdragen aan het ontstaan van verschillende ziektes. Voorbeelden hiervan zijn organofosfaten[1], die een negatieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van het zenuwstelsel bij kinderen. Er is ook een vermoeden dat de organofosfaten bijdragen aan het ontstaan van verschillende vormen van neurologische aandoeningen, zoals Alzheimer, dementie of ziekte van Parkinson. Pyrethroide middelen[2] daarentegen zijn meer geassocieerd met beïnvloeding van de vruchtbaarheid en verstoring van het hormoon- en immuunsysteem. Sommige middelen zijn daarnaast ook geassocieerd met ontstaan van verschillende vormen van kanker (EEA) (Gezondheidsraad, 2014). Bij alle hierboven beschreven effecten gaat het met name om een hoge blootstelling.
Onderzoek onder telers laat in overeenstemming met bovengenoemde uitkomsten zien dat aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson, Alzheimer, dementie en mogelijk bloedkanker in deze beroepsgroep vaker voorkomen (Voorhees, 2017) (Wang, 2011) (Mostafalou, 2013). Bij al deze onderzoeken gaat het om de invloeden van een hoge blootstelling. Uit onderzoeken in Frankrijk is bekend dat bewoners van gebieden met landbouw (onafhankelijk van type teelt) een verhoogd risico hebben op enkele neurologische ziektes zoals bijvoorbeeld ziekte van Parkinson, zonder dat er een duidelijk oorzakelijk verband kan worden aangewezen (Kab, 2017). Dit betekent dat er ook andere factoren verantwoordelijk kunnen zijn voor het verhoogd risico op de genoemde aandoeningen. Soortgelijk onderzoek vindt op dit moment ook in Nederland plaats. Echter is hierover op dit moment nog onvoldoende data beschikbaar. Het onderzoek SPRINT heeft als doelstelling om de effecten van bestrijdingsmiddelen op gezondheid van mensen en ecosysteem in kaart te brengen. De resultaten hiervan worden op zijn vroegst pas in 2026 verwacht. Er is op dit moment geen direct bewijs dat lage blootstelling voor omwonenden bijdraagt aan het ontstaan van ziektes.
Advies van de GGD’en
Afstandsadvies
Het creëren van afstand tussen landbouwgrond en woningen leidt tot een lagere blootstelling van omwonenden aan bestrijdingsmiddelen. Gezondheidskundig is het vooralsnog niet mogelijk aan te geven wat een veilige afstand is.
De Gezondheidsraad heeft geadviseerd in dit geval het voorzorgsprincipe toe te passen (Gezondheidsraad, 2014). Omdat geen veilige afstand bepaald kan worden, adviseert de Gezondheidsraad te streven naar een vermindering van uitstoot bij de bron. Dit kan gerealiseerd worden door gebruik van bestrijdingsmiddelen te verminderen of ze te vervangen door middelen met minder giftige stoffen. Verder adviseert de Gezondheidsraad een aangepast methodologie voor toelaten van bestrijdingsmiddelen en monitoring van gezondheidseffecten.
Door de Raad van State is in één casus een uitspraak gedaan waarbij de gewenste afstand tussen een fruitboomgaard en woonhuizen werd voorgelegd. Hierin ging het om op blootstelling via opwaarts spuiten: “De Raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een afstand van 50 meter in het algemeen voldoende wordt geacht als aan te houden afstand tussen boomgaarden en gevoelige bestemmingen” (Uitspraak 202001586/1/R4, 2022). Inmiddels is de 50 meter afstand in jurisprudentie gangbaar voor alle vormen van agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast[3]. Deze afstand wordt op dit moment ook door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geadviseerd. De conclusie betreft een juridische conclusie, zonder eenduidige gezondheidskundige onderbouwing. De VNG vraagt daarom aan de Kamercommissie Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid voor duidelijkheid over spuitzonering (lees hier meer).
De GGD’en adviseren bij (nieuwe) situaties een zo groot mogelijk afstand aan te houden tussen landbouwgrond en kwetsbare bestemmingen, zoals woningen en scholen. Omwonenden van landbouwpercelen en andere burgers geven we algemene adviezen om blootstelling aan bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk te voorkomen. Zie voor meer informatie de website van GGD Leefomgeving.
[1] Organofosfaten en carbamaten hebben verschillende toepassingen maar worden vooral gebruikt als pesticide die gebruikt worden in de landbouw en tuinbouw om insecten te bestrijden.
[2] Pyrethroïden zitten in veel bestrijdingsmiddelen om insecten te weren of te bestrijden. Voorbeelden van pyrethroïden zijn: pyrethrinen, prallethrin,
[3] Uitspraak 202305236/2/R1 – Raad van State
‘In het algemeen wordt een afstand van 50 m. als spuitvrije zone tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt niet onredelijk geacht. Het is mogelijk deze afstand te verkleinen indien daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt. Die motivering moet gebaseerd zijn op een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoek. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:276